dinsdag 25 december 2012

Nieuwjaarswens

Abhaya Mudra Buddha
En zo eindigt dan alweer een jaar

Een moeilijk jaar, vol van pijn en van verdriet
Van spanning en van afscheid nemen

Een jaar van doorbijten en van keihard werken
Van grenzen stellen en van keuzes maken

Een jaar van plannen maken, aanpassen en opnieuw beginnen

Maar ook een jaar van troost en een jaar van hoop
Van acceptatie en van medeleven
Een jaar van ZIJN en van jezelf herkennen

Daarom wens ik iedereen zo’n jaar:

Een goed jaar,
Vol van warmte en van liefde,
van kracht, van schoonheid en geluk..!

zondag 23 december 2012

Ietsisme

Het ietsisme is het geloof in een metafysische kracht. Ietsisme is een algemene term voor uiteenlopende overtuigingen waarbij mensen "aannemen" dat er "iets" is "tussen hemel en aarde", zonder een welbepaalde religie aan te hangen. Een ietser is een gelovige die orthodoxe goden links laat liggen, maar voor zijn zingeving behoefte houdt aan iets transcendents dan wel gelooft dat er aan al het bestaande een transcendente maar onbenoembare kracht ten grondslag ligt.

Zowel onder theïsten als bij atheïsten roept het ietsisme weerstand op, maar uit een opiniepeiling van dagblad Trouw uit oktober 2004 bleek dat 40% van de Nederlanders tot de ietsisten kan worden gerekend.

Men veronderstelt dat het ietsisme eerst in de katholieke wereld postgevat heeft bij gelovigen die de geloofwaardigheid van een aantal katholieke dogma's in twijfel gingen trekken.

De term kreeg in Nederland bekendheid nadat hij in 1997 genoemd werd door columnist Ronald Plasterk in een column voor het televisieprogrammaBuitenhof. Mogelijk is ook voor hem het Sociaal en Cultureel Rapport (1996), dat als eerste het fenomeen met cijfers documenteerde, de bron van de term ietsisme. Plasterk noemde ietsisme aanvankelijk een "religieus armzalig en irritant tijdsverschijnsel", maar kwam hier later op terug.

Eerder omschreef Ad Verkuijlen hetzelfde fenomeen met het woord ‘ietsers’(Filosofie Magazine, november 1996). In een column met als titel ‘Daar komen de Ietsers’ lezen we: “Steeds minder mensen voelen zich betrokken bij een kerk. Het aantal mensen dat gelooft 'aan een hogere macht die verder onbenoemd bleef' stijgt echter gestaag; sinds 1991 met 2% naar 22%. Aldus het Sociaal en Cultureel Rapport 1996. Het is een nationaleepidemie. Iedereen kent er wel een paar. Op de vraag of zij in een (christelijke) God geloven, antwoorden zij gewichtig: ‘Nee, maar er moet wel iets zijn!’”

In tegenstelling tot het klassieke agnosticisme, dat eerder negatief staat tegenover religieuze overtuigingen (niet geloven wat men niet kan weten), blijft het ietsisme daar eerder positief tegenover staan (er is veel meer dan we kunnen weten). Het is een vorm van religieuze vrijzinnigheid of religieuze onkerkelijkheid. De invulling daarvan kan variëren van een christelijk godsbeeld van een "kracht" die buiten de wereld staat tot een boeddhistisch wereldbeeld met "krachten" die in de wereld bestaan. Het is ook mogelijk de keuze tussen beide open te laten.




zondag 16 december 2012

Paul Smit

Filosoof, schrijver, trainer, coach, muzikant, filmmaker, cabaretier en nondualist Paul Smit is één
van Nederlands meest gevraagde sprekers voor het bedrijfsleven. Paul studeerde af op 'de evolutie van het menselijk bewustzijn' en verdiepte zich jarenlang in Oosterse wijsheden.

Met zijn achtergrond als cabaretier geeft hij de trainingen en voordrachten op een luchtige en interactieve wijze. Hij combineert humor met inhoud en speelt daarmee in op de processen die er binnen een organisatie spelen.

Kernbegrippen zijn daarbij voor hem: Vertrouwen, Verbinding en Creativiteit.

Paul's benadering van nondualiteit is gericht op het afwerpen van allerlei belemmerende overtuigingen die we over onszelf hebben. De Oosterse wijsheid verdeelt het menselijk verstand in de 'thinking mind' en 'working mind'. Eenvoudig vertaald als 'piekerverstand' en 'functioneel verstand'.

Het piekerverstand is continu bezig met oordelen, afschuiven van verantwoordelijkheid, angst voor verandering, oude koeien uit de sloot halen, projecteren en met de hoop op een 'beter verleden'. Het resultaat is frustratie, stress, veel emoties en ingewikkelde mensen. Het functionele verstand richt zich op mogelijkheden en oplossingen. Het kent de kunst van het loslaten en is vrij van stress, angst en frustratie.

Kijk voor meer informatie over nondualiteit op:www.nondualiteit.nu




woensdag 12 december 2012

Alles over Niets


'Alles over niets' is een gezamenlijk project van 80 mensen die
een passie hebben om nondualiteit op een begrijpbare wijze te verfilmen. Het project bestaat uit:
  • een speelfilm (speelduur 70 minuten)
  • een boek
  • een dvd met 14 interviews
Het maken van de film en het boek is mogelijk doordat alle acteurs, schrijvers, sprekers, producers, de regisseur, geluidsman, lichttechnicus, de uitgeverij, de redacteur, de fotograaf en alle figuranten belangeloos meewerken. Het boek inclusief film en extra dvd verschijnt in maart 2013. Bestellen kan via deze link.

De film:
In de film wordt op luchtige en toegankelijke wijze uitleg gegeven over nondualiteit. Herkenbare situaties worden afgewisseld met korte interviews over o.a. de muppets in ons hoofd, gevoelens, kwetsbaarheid en over de vraag 'wie ben je?'

Wil je ons helpen?
Je helpt ons dit project te realiseren door het boek inclusief twee dvd's alvast te bestellen. Zodra de film (plus boek en extra dvd) in maart 2013 uitkomt, sturen we je deze direct toe. Op deze wijze hebben wij budget om een deel van de productie-, publicatie- en materiaalkosten te kunnen dekken.

De film en het boek worden gemaakt met nul euro budget. Normaliter zou het maken van zo'n film tienduizenden euro's kosten, maar omdat iedereen belangeloos mee werkt, is het maken van de film nu mogelijk.

Er gaat niemand aan deze film verdienen. Wel hopen we door de verkoop in ieder geval de gemaakte onkosten te kunnen dekken, waaronder productiekosten, het drukwerk, het drukken van het boek en het persen van de DVD's. Materiaalkosten, kleding & attributen tijdens de opnamendagen. Catering, broodjes en drinken voor de crew tijdens de opnamedagen. En het C.B. fondsbeheer, inclusief distributie en opslag.

Bestellen van 'Alles over niets' kan via deze link.

Teaser van de film:



DVD: De film
In de film worden herkenbare situaties belicht, waarbij we zien hoe het piekerverstand (de Muppets in ons hoofd) zorgen voor verkramping en frustratie. O

p toegankelijke en luchtige wijze wordt gedurende de film duidelijk dat we niet onze gedachten zijn, dat alles gaat zoals het gaat en dat alles bewustzijn is.

DVD: Interviews
De speelfilm belicht de basisbeginselen van de nondualiteit. Op de extra dvd staan 14 interviews waarin dieper wordt ingegaan op diverse thema's.

Het boek 'Alles over niets'
In het boek 'Alles over niets' vertellen de geïnterviewden op hun eigen wijze over hun nonduale inzicht. Han van den Boogaard doet de eindredactie van dit boek.



maandag 10 december 2012

Verlicht zijn doe je zo

Een interview met Tijn Touber

Door Wilma de Rek, eerder gepubliceerd in HartenZiel

Verlicht worden is geen kwestie van zoeken en ploeteren. Iedereen is verlicht, zegt popmuzikant/journalist Tijn Touber, oprichter van Loïs Lane. De meeste mensen weten het alleen niet.

Waarschuwing vooraf: dit wordt een zweverig verhaal. Het gaat over contact maken met je diepste zelf, over mediteren en over hoe je verlicht kunt worden – en een beetje snel, graag. Het boek dat Tijn Touber enige tijd geleden uitbracht heet namelijk Spoedcursus Verlichting, en de vrolijke boodschap is dat je niet jarenlang in een ongemakkelijke houding op een matje hoeft te zitten om verlicht te worden.

Evenmin hoef je gehuld in een oranje jurk en met een stompzinnige grijns op je gezicht met een bedelnapje langs de deuren. Je hoeft niet naar India, je hoeft niet in een klooster, je hoeft geen jaren van je leven te verspillen met zoeken naar jezelf. Je hoeft zelfs niet te stoppen met alcohol, seks en lekker eten. Maar daarover straks meer.
Hoe dan ook: dit wordt dus een zweverig verhaal. Het gaat over God en de zin van het leven, maar vooral over de vele ontmoetingen die Tijn Touber in zijn boek beschrijft met bewonderde en verguisde mensen als de Franse arts David Servan-Schreiber (die vijf jaar geleden bekend werd met Uw brein als medicijn), de Amerikaanse schrijver Neale Donald Walsch (beroemd van zijn Gesprekken met God), VN-topman Robert Muller (bijnamen: ‘de profeet’ en ‘de filosoof’), cardioloog Pim van Lommel (die zich twintig jaar verdiepte in de bijnadoodervaring) en met de Nederlandse fysicus Marinus Knoope.
Met die laatste ontmoeting begint eigenlijk het verhaal achter de Spoedcursus Verlichting van Tijn Touber. In de jaren tachtig richtte hij de popgroep Loïs Lane op, samen met zijn vriendin Monique Klemann. De band was succesvol en Touber dus ook, maar van de ene dag op de andere besloot hij overal mee te stoppen. Omdat hij aanliep tegen het probleem waar, schrijft hij, veel westerlingen mee worstelen: ‘Een hoofd vol gedachten en nergens een aan-en-uitknop.’

Geen seks, geen drugs
Hij besloot zijn leven drastisch te veranderen, aanvankelijk voor de duur van een maand. De maand werd een jaar, het jaar werd veertien jaar. Veertien jaar lang had Tijn Touber geen seks, ook niet stiekem met zichzelf onder de douche. Hij gebruikte geen drugs. Geen alcohol. Geen sigaretten. Hij las geen romans, hij keek geen tv, hij ging niet uit.
Wat hij wel deed was mediteren; duizenden uren lang. Hij reisde 17 keer naar Azië en interviewde tal van verlicht-achtige mensen, voornamelijk voor het tijdschrift Ode.
En toen sprak hij Marinus Knoope, auteur van de Creatiespiraal. Het interview ging onder meer over emoties. Volgens Knoope doet onze cultuur er alles aan om emoties, vooral negatieve, uit te bannen. Maar daardoor gaan mensen ze onderdrukken en dat is niet slim. Emoties, zegt Knoope, worden pas een probleem als je ze niet mag hebben. Veel verstandiger is het emoties maar gewoon toe te laten en er juist vol boven op te duiken. Als je je niet meer tegen emoties verzet, worden je vitaliteit en levenskracht wakker ‘waardoor je weer gaat stromen, bruisen, knallen en stralen’.
Na het gesprek met Marinus Knoope besloot Tijn Touber weer een normaal leven te gaan leiden. Monique Klemann was inmiddels niet meer zijn partner, maar met zijn huidige vrouw Kris doet hij alles wat het leven zo aangenaam maakt.
Het boek is de afsluiting van die veertien jaar en een verslag van het proces dat Touber, die zich inmiddels verlicht noemt, doormaakte; Touber beschrijft ontmoetingen met een aantal mensen en hun denkbeelden, schrijft wat die ontmoetingen hem opleverden en lardeert alles met checklists, adviezen en citaten van John Lennon, Tolkien, Johnny Depp, Andé Gide, Brian Eno, Arthur Schopenhauer, Socrates en nog een heleboel andere verstandige types.

De meeste mensen in je boek zijn wetenschappers die op een zeker moment de geijkte paden hebben verlaten. Hebben ze nog meer gemeen?
‘Het zijn authentieke denkers. Ze zijn bereid de grenzen op te rekken van hun professie. Het zijn mensen die openminded zijn, die hun gezond en professionele kennis volledig inzetten en tegelijk een bepaalde gevoeligheid hebben ontwikkeld voor wat er verder allemaal mogelijk is. Ze blijven niet dogmatisch in hun eigen vakgebied zitten.
‘Ik zoek altijd naar mensen die groot durven denken. En ze hebben gemeenschappelijk dat ze niet een bepaalde geloofsrichting aanhangen. Dat vind ik fijn. Ik ben op zoek naar mensen die bezig zijn met nieuwe spiritualiteit, met bewustwording, met een diepere realiteit; maar zonder dat dat dan weer een geloof wordt, of een dogma. Religies hebben eeuwenlang erg hun best gedaan om mensen klein en dom te houden.’

Want dat zie je in de new age-wereld nogal veel: dat mensen graag iets nieuws omarmen en dat weer heilig verklaren.
‘Heel veel. Veel mensen nemen niet de moeite zelf de dingen te onderzoeken en adopteren liever een tweedehands waarheid, om die vervolgens als de hunne uit te dragen. Als je zelf iets hebt onderzocht, ben je vrij zeker van je zaak want je hebt een bepaalde ervaring. Je hoeft niks meer te bewijzen. Maar juist de mensen die het eigenlijk niet zo goed weten, de volgers, worden vaak dogmatisch en fanatiek.’
Touber mag graag Einsteins beroemde uitspraak aanhalen: ‘Twee dingen zijn oneindig: het universum en de menselijke domheid. Van de oneindigheid van het universum ben ik nog niet helemaal overtuigd.’ Niemand heeft de waarheid in pacht, kan hij niet vaak genoeg herhalen, ook alle goeroes, profeten, dominees en moellahs niet, laat staan hun volgelingen en meelopers die Touber ‘misschien wel de gevaarlijkste mensen op deze planeet’ noemt. Touber betwijfelt of Boeddha ooit een boeddhist zou zijn geworden, en Jezus een christen. ‘Iedereen moet uiteindelijk zijn eigen weg vinden. Zelf nadenken, vertrouwen op je eigen wijsheid, daar gaat het om. Ik zou zelf ook nooit een goeroe willen zijn.’
De verhalen uit het boek van Tijn Touber vullen elkaar netjes aan en leveren samen een vrij sluitend beeld: diep in ieder mens schuilt een onaangetast gebleven kern; iedereen is met alles verbonden; de dood is alleen maar een andere vorm van leven.

Dieper afdalen in jezelf
Tijn Touber: ‘Waar al deze mensen naar wijzen is dat je, wanneer je dieper afdaalt in jezelf – door meditatie, door muziek of wat dan ook – en achter die persoonlijkheid kijkt die iedereen voortdurend omhoog probeert te houden, je een andere realiteit ziet. Iedereen noemt het anders, maar het beeld dat al die mensen in mijn boek schetsen is dat er een ‘veld’ is. Een veld van bewustzijn, een veld van energie, God, de eeuwigheid, hoe je het ook noemt.
‘De Britse bioloog Rupert Sheldrake, die allerlei experimenten met dieren heeft gedaan, spreekt van het ‘morfogenetische veld’; dieren hebben volgens hem het vermogen op dit veld af te stemmen. Andere wetenschappers hebben het over een collectief onderbewustzijn of over het Zero Point Field. Al die woorden zijn niet belangrijk. Wat belangrijk is, is dat er een gebied van heelheid, van eenheid bestaat, en dat de kunst van het leven is om daar contact mee te maken.’
In 1937 verscheen Think and Grow Rich, van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Napoleon Hill. Hij had begin vorige eeuw een aantal van Amerika’s rijkste en beroemdste mannen geïnterviewd - Henry Ford, Woodrow Wilson, John D. Rockefeller - en zag bij al die mannen een overeenkomst in hun denken; namelijk dat ze hun dromen en plannen bloedserieus namen. Niet door hard werken, maar door hard in zichzelf te geloven waren ze geworden wie ze wilden zijn.

Zwoegen is niet nodig
Tijn Touber: ‘Napoleon Hill was een van de eersten die ontdekte dat er een andere kracht is om je doel te bereiken dan hard werken. Dat ploeteren en zwoegen in het zweet des aanschijns is helemaal niet nodig. Hij kwam erachter dat de intentie waarmee je dingen doet veel belangrijker is. Als die intentie krachtig is en een visie wordt, dan zet die zich als het ware vast in ‘het veld’. En op een gegeven moment gaat dat zich materialiseren. Onze intentie, onze aandacht geeft de werkelijkheid vorm. Als wij ergens niet naar kijken, gebeurt er niks. Pas als wij iets aandacht geven, bestaat het en gebeurt er van alles mee.’
Vijftien jaar geleden maakte Tijn Touber de overstap van popmuziek naar journalistiek. Hij was net met Loïs Lane gestopt en werd daarover geïnterviewd door Sylvia Bodnar van de KRO, die het programma Ararat op zondagavond presenteerde. Bodnar was enigszins opgebrand en vroeg Touber of hij het leuk zou vinden haar een tijdje te vervangen. ‘Ik zei: dat is goed, wat moet ik doen? ‘Nou gewoon: interessante mensen vinden en die interviewen’, antwoordde ze. Dus dat ben ik gaan doen. Een van de mensen die ik interviewde was Jurriaan Kamp, voormalig NRC-journalist, die toen net het blad Ode had opgericht. Er was meteen een klik. Hij vroeg of ik mee wilde denken over zijn blad, we werden vrienden en ik ben voor Ode gaan schrijven; eerst een dag in de week en daarna steeds meer. Twee jaar geleden ben ik eruit gestapt, het werd te veel, het was zo hard werken. Ik kreeg behoefte om weer eens andere dingen te doen die ik leuk vond, zoals muziek maken. Dat doe ik nu ook weer.’

Royalties van Loïs Lane
Daarvoor, in de eerste twee jaar van zijn monnikenperiode, leefde Touber van de royalties van Loïs Lane en van de hits Amsterdamned, My best friend en Break it up die hij had geschreven. ‘Dankzij die royalties kon ik naar India reizen en heel veel mensen ontmoeten. Dat was heel relaxed.’
Van huis uit had Touber, zoon van een hoogleraar endocrinologie, niets zweverigs meegekregen: ‘God en spiritualiteit, dat kwam er bij ons thuis niet in. Ik mócht niet eens naar de kerk, stel dat ik dat had gewild.’ Hij wist niets van het bestaan van hogere sferen tot hij het boek Dansen in het Licht van Shirley MacLaine las.
‘Dat vond ik een leuk boek, het maakte me nieuwsgierig. Maar de reden dat ik met mediteren begon, was toch de trein die Loïs Lane op een gegeven moment geworden was. Het ging maar door en door. Het ging hartstikke goed, we zouden gaan toeren met Prince – dat is ook gebeurd, maar toen was ik er al uit -, maar ik merkte dat ik enorm verstrikt raakte in mijn eigen stress. Op een gegeven moment identificeer je je zo met je rol, met wat je doet, dat je niet meer weet wie je zelf bent. Ik was alleen nog maar popmuzikant.
‘Ik was niet zozeer aan het doordraaien, het was meer onvrede. Ik had de top bereikt, ik leefde samen met een mooie vrouw, ik had een paar hits gescoord, maar intussen worstelde ik heel sterk met het Henny Vrienten-gevoel: ‘Is dit alles?’ Ik had tevreden en blij moeten zijn. Maar dat was ik niet.
‘Een vriend van mij, pianist van de band, was gaan mediteren en die zag ik in een paar weken helemaal veranderen. Dus dat ging ik ook doen. En al heel snel, vanaf dag drie of zo, begon ik die ruimte achter mijn gedachten te ervaren. Het was echt een gevoel van thuiskomen, het gaf zo’n diepe rust. En ik dacht: ik wil hier nooit meer uit. Alleen vond ik dat ik dat ik dat niet kon combineren met het leven dat bij Loïs Lane hoorde, waar ik drie avonden per week mee op de planken stond in een zwart leren jack.’

Was het een woest leven, met drank en drugs?
‘Jaaa. Met drank en vooral met speed. Het was de tijd van Herman Brood hè. Speed vond iedereen heel normaal, maar van spiritualiteit hadden ze nog nooit gehoord. Ik weet nog wel dat mensen aan het begin dachten dat ik mijn overleden oma zat op te roepen met ronddraaiende glaasjes.
‘Ik vond het ook wel een enorm avontuur. In het begin ging ik gewoon mediteren en verder niks. Maar het was alsof er steeds weer een nieuw deurtje openging in mijn bewustzijn, alsof ik dieper en dieper afdaalde.
‘Wat er gebeurde is dat ik allemaal ontdekkingen in mezelf deed, maar tegelijk steeds uit mijn centrum werd getrokken, door de verslavende gedachten en obsessies die iedereen wel heeft. Drugs, seks, drank, lekker eten, tv kijken; nu kan ik het combineren met een spiritueel leven, maar toen kon ik dat niet. Ik moest mezelf echt een tijdje droogleggen. Ik heb een lijstje gemaakt van dingen waarmee ik wilde stoppen, en daar ben ik mee gestopt.’

Kan dat?
‘Dat kan. Het is een kwestie van achter je gedachten en emoties stappen. Veel mensen worden beheerst door hun gedachten en emoties, ze denken dat ze hun gedachten en emoties zíjn. Daarom hebben we ook het gevoel dat we geleefd worden. Als je mediteert, stap je als het ware terug uit die gedachten, je kijkt ernaar, een beetje alsof je naar een televisieprogramma zit te kijken: je wordt een toeschouwer. Dat geeft al heel veel rust. Vervolgens ga je een inventarisatie maken: wat gebeurt er nou eigenlijk allemaal in dat hoofd van mij?
‘Op een gegeven moment ontdekte ik dat ik schonere gedachten kreeg. Neem boosheid: ik ben in die veertien jaar geloof ik twee of drie keer boos geworden. Boosheid begint met irritatie, en op een gegeven moment wordt het zo groot dat het eruit moet. Maar omdat ik had geleerd naar mijn gedachten te kijken, zag ik – en zie ik: ha, daar is de irritatie. En dan werd het al geen boosheid meer.’

Ben je niet gewoon een boeddhist?
‘Ik heb niet zo heel veel met het boeddhisme. Ik mis er de romantiek van het leven zelf. Wat ik heel goed vindt is dat ook het boeddhisme zegt: je bent je gedachten niet. Maar boeddhisten willen vooral een einde aan het lijden maken, en er nooit meer in terugkeren. Ik denk niet dat dat de bedoeling van het leven is. Je moet met het lijden leren omgaan. Ik snap best dat heel veel mensen lijden omdat ze slachtoffer zijn geworden van hun eigen verkeerde manier van denken. Het vasthouden aan zekerheden – je baan, je relatie, geloof, dogma’s - is niet goed. Heel veel mensen laten hun leven verwoesten doordat ze zich altijd maar slachtoffer blijven voelen, van hun jeugd of wat dan ook, of omdat ze gevoelens voortdurend onderdrukken. Vooral gereformeerden zijn daar meester in. Marinus Knoope heeft me geleerd dat het omarmen van emoties de beste manier is om van emoties af te komen.’

‘Verlichting’ is van de boeddhisten. Heb je nog geen boze reacties gekregen?
‘Nee, nog niet, maar dat komt zeker. Ik zeg dat je de verlichting vrij gemakkelijk kan bereiken, Kris en ik geven hier thuis spoedcursussen verlichting in twee avonden; dat druist toch in tegen de gangbare opvatting dat je er jaren voor moet ploeteren. Verlichting wordt geassocieerd met lijden en afzien en ik ben erachter gekomen dat dat niet de weg is. De weg is niet door de hel, de weg gaat gewoon naar jezelf. Ik heb die term toch gekozen, omdat het nu eenmaal de lading dekt. Het gaat om lichter worden, letterlijk. Als je stopt met het omhoog houden van je eigen imago merk je dat je enorm veel energie krijgt. Trauma’s, onverwerkte dingen, negatieve emoties: het drukt je allemaal omlaag. En ik heb ook gekozen voor die term omdat hij zo beladen is, ik wilde het wel weer eens op de kaart zetten. Het is iets waar we allemaal naar streven, maar wat we in het westen ook een beetje hebben gebagatelliseerd, belachelijk gemaakt; wetenschap is onze nieuwe religie geworden.
‘Mijn verlichting, zoals ik die in het boek beschrijf, is niet de verlichting die je aan de hand van alweer een nieuwe goeroe bereikt. Ik bepleit een collectieve verlichting zoals je die ook in de zeventiende en achttiende eeuw had. En dat begint met het verlichten van jezelf. Het is een kwestie van uit de ingesleten patronen stappen en jezelf weer gaan ervaren als bewustzijn. Iedereen is van zichzelf al verlicht, maar veel mensen realiseren zich dat niet. Ze zijn onderweg, bezig met straks. De kunst is jezelf weer terug te vinden. Als dat lukt, is het alsof de zon van binnen gaat schijnen.’




maandag 19 november 2012

'Ik was te rebels om non te worden'

LEVENSLESSEN

Sister Chan Khong (1938) was vredesactiviste tijdens de Vietnamoorlog. Ze stelt haar leven in het teken van de Boeddha. "Zolang ik me kan herinneren kom ik in het geweer tegen autoriteit."

Les 1: Kies een goede leermeester uit
"Ik kom uit een gemiddeld boeddhistisch gezin. Als kind deden monniken me nooit zoveel. Wat ik ervan zag, in de tempels, was dat ze diepe wijsheden verkondigden. Maar er kwam weinig uit hun handen. Ja, ze zongen wat op begrafenissen. In mijn ogen waren ze meer bezig met de dood dan met het leven.

Toen ik net mijn diploma had behaald, ik was 18, nam mijn vader me mee naar een monnik om de vijf voorschriften van de Boeddha te ontvangen. Steel niet, dood niet, et cetera. Ik wilde mijn ouders niet kwetsen - dus ging ik braaf mee. Ik had veel vragen voor de monnik. Waarom doen boeddhisten niets voor de armen? Er waren minder katholieken in Vietnam, maar ze deden meer dan boeddhisten, zag ik. Niet voor niets had de Boeddha toch zijn paleis verlaten om de mensheid van lijden te verlossen?

Een antwoord bleef uit. Vrijwilligerswerk was voor de meeste monniken verdacht. Zoiets doe je alleen om er zelf beter van te worden, heette het. Ik zou er de verlichting nooit mee bereiken, legde de monnik me uit. Een rijk gezin in een volgend leven, dat was alles wat het me zou opleveren. Hij begreep dus weinig van wat me bezighield.

Wedergeboorte liet me koud. Er was in het hier en nu genoeg te doen. Toch was ik gegrepen door de leringen van de Boeddha. Ik besloot dat ik non zou worden. Maar de monnik wuifde mijn plan weg: daar was ik niet geschikt voor. Veel te rebels.

Ook al gaven monniken antwoord op mijn vragen, bevredigend was dat zelden. Tot ik Thay, 'leraar', zoals ik Thich Nhat Hanh noem, ontmoette. Hij gaf helemaal geen antwoord op mijn vragen. Meestal kwam het erop neer dat ik iets zelf moest ontdekken, in plaats van blind te varen op zijn gedachten. Vanaf het moment dat hij me zei dat hij mijn projecten in de achterbuurten zou steunen, wist ik zeker dat hij de leraar was naar wie ik had gezocht.

In Thay's ogen zijn mannen en vrouwen gelijk. Dat was een verademing, zeker in die tijd. Zolang ik me kan herinneren kom ik in het geweer tegen autoriteit. Ik hoefde niet zo nodig een goed meisje te zijn. Regels, regels, regels: dat vat de confucianistische cultuur goed samen. Gehoorzamen aan je vader, je man, en als die er niet meer zijn heeft je zoon het voor het zeggen. Ik geloof daar niet in. Ouderdom houdt niet altijd gelijke tred met wijsheid. Ik kreeg regelmatig te horen dat ik, als ik maar hard genoeg mijn best zou doen, in een volgend leven kon terugkeren als een man. Na nog een dozijn levens zou ik ooit wel een goede monnik worden, en dan, lange tijd later, zou ik misschien de verlichting bereiken. Ik begreep er niets van. Zoveel mannen waren alleen met zichzelf bezig, en voerden niets uit. Ik wilde helemaal geen man worden. Of verlicht. Ik wilde dat de oorlog ophield."

Les 2: Adem
"Er waren tijden dat ik niet meer wilde leven. Ik was in 1963 bij de beroemde zelfverbranding van de monnik Thich Quang Duc. De eerste zelfverbranding waarvan de foto's de hele wereld over gingen. Vanaf mijn brommer zag ik hem daar zitten op straat, vredig, omgeven door de vlammen. Alleen zijn hart bleef over. Ik maakte diep van binnen een belofte: ik zou ook zoiets moois gaan doen als hij. Ik wilde de Boeddha recht doen. Hij verliet zijn troon, gaf zijn leven als koning op om vrede voor de wereld te zoeken.

Middenin de oorlog, in 1966, was Thay op reis naar de Verenigde Staten en Europa; hij pleitte voor vrede. Wij probeerden thuis in Vietnam wanhopig iets te verzinnen om hem te helpen. Een van mijn vriendinnen opperde om eerst

in hongerstaking te gaan en daarna onze buiken open te snijden. Ik heb er vier dagen lang in mijn kamer over nagedacht, almaar mediterend op mijn ademhaling. Met het uur werd mijn geest helderder. Ik besloot dat we het niet konden doen. We hadden Thay beloofd hem te helpen met de 'School of Youth for Social Service' - een soort vredeskorps van driehonderd jonge vrijwilligers. Wat moesten die zonder ons?

Na een tijdje heeft mijn vriendin toch haar leven beëindigd, door zelfverbranding, ja. Thay was erop tegen. Toch heeft ze met haar offer wel haar doel bereikt. Mensen waren er zo door geraakt dat zich in groten getale nieuwe vrijwilligers bij ons meldden.

Ik ging naar Frankrijk. Daar zamelde ik geld in voor de projecten die we achter hadden moeten laten. Ik vergaarde 150.000 dollar: genoeg om 14.000 kinderen mee te helpen. De Vietnamese ambassade in Parijs zou me helpen het bedrag over te maken naar de Verenigde Boeddhistische Congregatie in Vietnam. Die zou het dan verder verspreiden onder de kinderen. Wezen, vaak. Vader gedood door een bom, moeder door een mijn, en dan woonden ze bij hun blinde opa's en oma's.

Ik wachtte, wachtte, en wachtte. Was het geld aangekomen? Toen ik eindelijk iemand kon bereiken, bleek het geld verdwenen. Ik geloof dat de regering ons ervan verdacht geld van de CIA door te sluizen. Ik voelde me een boom waarvan zojuist de wortels waren afgehakt. Ik wilde niet meer leven. Het ging om het geld van zoveel goede vrienden. Uit Duitsland, Nederland, Frankrijk, van mensen die gaven om mijn werk. En nu was het weg.

Thay zei alleen dit: 'Ga terug naar je adem'. Hij nam me mee naar buiten. 'Hier, ga wortel en sla planten. Denk niet aan Vietnam en de wezen.' Nadat ik maandenlang alleen in de tuin werkte en me almaar op mijn adem had geconcentreerd, kwam ik op een idee. Ik zou, onder een schuilnaam, pakketjes medicijnen sturen. Die konden mijn familie en vrienden dan ruilen voor rijst; want apotheken waren er nauwelijks. We hebben via dat systeem door de jaren heen zeker tweeduizend families gesteund. Dankzij het sla planten en het ademen dus."

Les 3 Het leven is géén illusie
"Een steile rotswand waar niet tegen op te klimmen viel: zo voelde het boeddhisme ongeveer toen ik het net begon te bestuderen. Ik vond de vuistdikke boeken met soetra's van de Boeddha best mooi, maar ik had geen idee hoe ik ze in de praktijk moest brengen. Van de nonnen en monniken leerden we bijvoorbeeld dat het leven een illusie is, en we daarom onze boosheid moesten laten gaan.

Maar voor mij was het leven helemaal geen illusie. Daar was het onrecht en lijden op het platteland en in de achterbuurten veel te echt voor, en mijn boosheid ook. Ik wilde met die dingen leren omgaan. Niet hun realiteit ontkennen. Later leerde ik dat de Boeddha het nooit zo heeft bedoeld, over het leven als illusie. Wat hij ermee wilde zeggen, is dat er vaak weinig klopt van onze percepties over het leven. We baseren ze namelijk op heel beperkte ervaringen.

Ik groeide op in een tijd waarin foute percepties hoogtij vierden. Niemand luisterde naar elkaar. Franse nationalisten doodden hun tegenstanders, en de communisten waren geen haar beter. Soms waarschuwde mijn moeder me als ik naar de markt ging: 'Geen garnalen kopen vandaag'. Dan hadden er de dag ervoor lijken in de rivier gedreven van door communisten gedode nationalisten."

Les 4: Kijk dieper
"Meditatie leert je nederig te zijn over je waarnemingen. Om dieper te kijken. Dieper te kijken naar dingen zodat we hun werkelijkheid dichter kunnen benaderen. We moeten niet al te zeker zijn van onze kennis. Als je nederig en open bent leer je elke dag iets nieuws.

Meditatie kan wonderlijke dingen met je doen. Bij mij heeft het oude wonden geheeld. In 1965 maakte ik iets verschrikkelijks mee. We waren rijst aan het rondbrengen op het platteland. Plotseling hoorden we geschreeuw uit een van de huizen. Er was gevochten. Een vrouw drukte me haar baby in mijn handen, die hevig bloedde. Ik rende door het bos met het kindje. Ik was geen dokter, dus ik kon weinig anders doen dan hulp zoeken. Eenmaal in de boot aangekomen, bad ik: misschien, als we hard genoeg varen, zijn we in de buurt van medicijnen voordat de baby overlijdt. Ik hoorde de baby hikken. En toen stokte haar adem.

Die gebeurtenis bleef zich jarenlang op onverwachte momenten als een film afspelen in mijn hoofd.

Eind jaren negentig was ik in Florence, waar Thay een lezing gaf. Ik hoorde klokgelui toen ik op straat liep. We staan thuis in het klooster altijd even stil als we de bel horen. Leggen neer waar we mee bezig waren, ademen drie keer bewust in, en glimlachen - een korte meditatie. Dus in Florence deed ik dat ook. Na twintig stappen luidde een andere kerkklok, en daarna nog een. Genoeg kans om diep te mediteren. Om me heen zag ik kinderen achter een bal aan rennen. Ik voelde hun vreugde. Ik was één met die kinderen. Alles voelde licht en vredig. Ik zag een vrouw die kaarten verkocht. Ik was ook één met haar. Ik ging de dom van Florence binnen, en hield stil bij een beeld van Jezus aan het kruis. Ik had het altijd maar een verdrietig en naar verhaal gevonden, ik was altijd kritisch geweest op het christendom. Maar die dag voelde ik me er net zo thuis als in een boeddhistische tempel. Een van de apostelen in de glas-in-lood-ramen deed me denken aan een oom, een andere aan een goede vriend. Mijn oog viel op een engel. Ik keek nog eens. Was het die baby? Zag ik bloed? Nee, alleen een rood gewaad. Ze zwaaide naar me vanaf het raam. Glimlachend. Ik voelde me verlicht. Als je geest vredig is, is het een spiegel. Dan kun je diep kijken."

Les 5: Wees sereen
"Ik ben een keer opgepakt met een exemplaar van Thay's boek 'Lotus in een zee van vuur' op zak. Verboden in Vietnam, op dat moment. Achterin de arrestatieauto heb ik een petitie voor vrede, die ik ook nog bij me droeg, heel voorzichtig stukje voor stukje doorgeslikt. Ik moest wel.

Die dagen in de gevangenis van twee bij twee, op elkaar gepropt met acht andere gevangenen, deed ik iets stoms. Er zaten ook twee meisjes van twaalf vast. Onschuldig. Toen ik bij de kolonel moest komen en hem eindelijk had kunnen overtuigen van mijn eigen onschuld, vond ik dat ik het ook voor de meisjes moest opnemen. Een gevangenis is niets voor kinderen. Maar in plaats van ze vrij te laten, gaf de kolonel zijn bewakers opdracht om strenger te zijn, omdat de gevangenen klaarblijkelijk met elkaar hadden gepraat. Met mijn grote mond had ik het die meisjes nog moeilijker gemaakt."

Les 6: Zeg mensen dat je van ze houdt
"Ik kende een moeder die graag opschepte over haar dochter, maar altijd vergat om het tegen haar dochter zelf te zeggen als ze ergens trots op was.

Zeg het als je van iemand houdt. Mensen hebben dat nodig. Omhels je moeder als het kan, voordat ze er niet meer is. Zeg haar hoe bijzonder ze is. Geluk water geven, noem ik dat."

Sister Chan Khong
Sister Chan Khong (geboren als Cao Ngoc Phuong in Ben Tre, Vietnam, 1938) was boeddhistisch vredesactiviste in de Vietnamoorlog. Naast haar baan als biologiedocent aan de universiteit hielp ze arme families in de achterbuurten en op het platteland. Ze bracht voedsel rond, stuurde honderden kinderen alsnog naar school, en richtte een kinderdagverblijf op zodat moeders konden werken. Samen met de bekende monnik Thich Nhat Hanh begon ze een vernieuwingsbeweging in het boeddhisme. Eigenlijk is Nhat Hanhs 'geëngageerd boeddhisme' grotendeels geïnspireerd op het werk van sister Chan Khong.

Sinds 1969 woont ze in Frankrijk. Pas later, op haar 49ste, werd ze non.

Vanuit de Dordogne zet hun kloostergemeenschap Plum Village het ontwikkelingswerk voort. Op retraites geeft ze haar populaire meditatiesessies 'Total relaxation'. In juni is er een Nederlandse retraite in Keulen.

Bron: Trouw.nl




donderdag 8 november 2012

Vingers...

Zelfrealisatie; verlichting; ons uiteindelijke "zijn"...
Het is iets wat vanuit zijn essentie nu eenmaal niet in woorden gevat kan worden.

Toch proberen ontelbare goeroe's; spirituele gidsen; leraren enz. ons al sinds mensenheugenis te "vertellen" wat het is en hoe we het kunnen bereiken. Uiteindelijk zijn het (net als deze hier) alleen maar woorden. Woorden die allemaal op hun eigen manier hetzelfde uitleggen en waar we vervolgens allemaal onze eigen betekenis aan geven.

Natuurlijk, ze hebben allemaal gelijk en het is allemaal waar; allemaal "vingers die wijzen naar de maan"...

Maar, hoeveel van die vingers heb je nu helemaal nodig voordat je eindelijk door hebt dat er een compleet en schitterend hemellichaam boven je hoofd hangt..!

Laten we stoppen met naar al die vingers te staren en steeds maar naar nieuwe vingers te zoeken en laten we gewoon op onze rug naar die prachtige maan gaan liggen kijken.

Dán gebeurt het namelijk.
Dáár, op die plek en op dát moment.

En dát is wat het is..!!!





zondag 8 juli 2012

Er was eens...

Het Unieke Onderricht Van Ramesh Balsekar In Verhalen En Anekdotes

Het unieke onderricht van Ramesh Balsekar met verhalen en anekdotes. Ramesh Balsekar, gepensioneerd bankdirecteur, golfer en huisvader voldoet niet aan het beeld dat wij van een Indiase goeroe hebben. Maar juist door zijn achtergrond, zijn universitaire opleiding in Engeland en niet te vergeten zijn inzicht is Ramesh de uitgelezen persoon om de kloof tussen het oosterse en het westerse denken te overbruggen.

Na zijn pensionering ontmoette hij in 1978 zijn goeroe Sri Nisargadatta Maharaj, bij wie hij bleef tot diens dood in 1981. Op zijn sterfbed riep Nisargadatta tegen Ramesh: ' And now you speak!' en vanaf dat moment is hij gaan spreken.
Ramesh, inmiddels vijfentachtig jaar oud, ontvangt nog iedere dag bezoekers in zijn huis in Bombay, waaronder veel westerlingen. Op die bijeenkomsten maakt Ramesh veelvuldig gebruik van klassieke, oosterse verhalen en anekdotes om zijn inzicht over te brengen.

Dit boek bevat zijn meest gebruikte 'wijsheidsverhalen' uit verschillende tradities zoals het taoïsme, zen, soefisme, boeddhisme en hindoeïsme. Zoals Ramesh het zelf zei: 'Voor een ieder met belangstelling voor dit onderwerp is dit het meest nuttige vermaak in de stad.'

Uit : Er was eens'
Ramesh zegt: 'We hebben het idee, een mentaal beeld, dat God altijd genadig is. De mens schept eerst zijn God en dan bidt hij tot hem. Vervolgens verwacht hij dat God niet alleen zijn gebeden verhoort, maar dat ze precies zo verhoord worden als hij wil.' 
Er is een verhaal over een man die boven op een berg rondliep. Hij gleed uit, viel en wist zich nog net aan de rand van de afgrond vast te houden. Zo hing hij daar. Dus riep hij naar de hemel: 'Is er iemand daarboven?' Er kwam geen antwoord. Daarna sloeg hij echt aan het bidden. 
'Is daarboven iemand die mij kan helpen, alstublieft?' Toen klonk er wel een antwoord: 'Ja, ik zal je helpen, maar je moet precies doen wat ik je zeg.'De man zei: 'Ja, ja. Ik zal alles doen wat U zegt.'
De stem zei: 'Loslaten.' Er viel een stilte. Een seconde. En nog een. Toen vroeg de man:' Is er nog iemand anders daarboven?'

Nisargadatta Maharaj (1897-1981) stond in India wijd en zijd bekend als een 'verlichte meester'. Zijn wijsheid en inzicht hebben velen diepgaand geraakt. De kern was gelegen in het aloude inzicht dat het wezenlijke in de mens en het het goddelijke in de kosmos een zijn (atman=brahman). De mens is dat door onwetendheid vergeten en moet tot inzicht komen. Nisargadatta verstond de kunt dit mensen te geven. De auteur was iemand die geraakt werd. Hij besloot na de ontmoeting met Nisargadatta om diens leer en praxis wereldwijd bekend te maken en te propageren. Balekar kan dit doen in geleerde betogen, maar ook op eenvoudige manieren. Dat blijkt uit dit boek. Hierin vertelt hij verhalen, spreekt over zijn ontmoetingen met Nisargadatta, haalt voorbeelden aan uit de hindoe-traditie en geeft spreuken weer. In dit alles komen alle belangrijke spirituele thema's aan de orde.




zondag 1 juli 2012

Nisargadatta Maharaj

Sri 'Nisargadatta Maharaj', (overleden 1981) was een spirituele leraar. Hij werd geboren rond 1897 en groeide op als boerenzoon in de Indiase staat Maharastra. Door armoede gedwongen verhuisde hij naar Bombay, waar hij een winkeltje begon en bidi's -Indiase sigaretjes-, ging produceren en verkopen. Hij was een leerling van Sri Siddharameshwar Maharaj, een goeroe van de Navanath Sampradaya, een non-dualistische religieuze stroming. Zijn leraar overleed op lage leeftijd. Hij gaf Nisargadatta als enige instructie mee aan hem te blijven denken en zich te concentreren op de mantra "I am That". Toen hij in de dertig was liet Nisargadatta huis en haard achter en vertrok als wereldverzaker naar de Himalaya. Niemand verwachtte hem ooit nog terug te zien, maar na drie jaar keerde hij terug naar zijn gezin. Hij had de staat van directe realisatie bereikt en was tot het inzicht gekomen dat een werelds bestaan geen beletsel hoeft te zijn voor een spiritueel leven.

Hij werd erkend als goeroe van de Navanath Sampradaya en bouwde op het dak van zijn huis een ruimte waar hij gasten ontving en uitleg verschafte over zijn inzichten. Toen hij wat ouder werd nam zijn zoon de bidiwinkel over, zodat hij alle tijd vrij had. Nisargadatta's onderricht concentreerde zich op de kern van het bewustzijn, het zuivere 'gewaarzijn'. Door iedere vorm van identificatie met de wereld, het lichaam, de persoonlijkheid en het denken consistent af te wijzen, en volledige vereenzelviging met dit gewaarzijn na te streven, zou directe realisatie van een universeel en onpersoonlijk 'Zelf' bereikt kunnen worden. Deze benadering wordt 'Advaita Vedanta' genoemd, ofwel 'non-dualisme'. Nisargadatta had weinig op met Goden, rituelen en verhalen over reïncarnatie. Ook waarschuwde hij regelmatig voor dubieuze goeroes. Door middel van toewijding, meditatie en vooral helder analytisch denken zou de mens de angsten en verlangens kunnen overwinnen die hem beletten zijn ware Zelf te leren kennen. Deze op het verwerven van inzicht en wijsheid gerichte methode wordt 'Gjana-yoga' genoemd.

Vanaf de jaren '60 kreeg Nisargadatta steeds meer westerse spiritueel geïnteresseerden op bezoek. In 1982 verscheen zijn belangrijkste boek, 'I am That', dat op basis van het dagelijks onderricht werd samengesteld door Maurice Frydman. Een Nederlandse leerling was de muzikant Alexander Smit, die zich vanaf 1985 onder de naam Sri Parabrahmadatta Maharaj als spiritueel leraar zou ontpoppen, eerst in Utrecht, toen in Baarn en later in zijn woonplaats Amsterdam. Smit stierf op 20 juni 1998 onverwacht aan een hartaanval. Bekendheid verwierf ook Wolter Keers, een discipel van Krishna Menon ofwel Atmananda. Hij vertaalde onder meer 'I am That' in het Nederlands.

Nisargadatta, die heel zijn leven lang stevig had gerookt, overleed in 1981 aan keelkanker. Ook toen hij al ernstig ziek was, bleef hij vrijwel dagelijks onderricht geven. Zijn belangrijkste leerling en opvolger als goeroe binnen de Navanath sampradaya was Ramesh Balshekar, (29-05-1917 - 27-09-2009), een voormalige bankdirecteur die na zijn pensioen bij Nisargadatta in de leer ging en lange tijd optrad als zijn vertaler. Hij overleed op 29 september 2009.





zondag 24 juni 2012

Stilte als medicijn


Vijf Britten verruilden hun drukke bestaan even voor het kloosterleven. De BBC filmde hun confrontatie met de verplichte stilte. De populaire serie is vanaf vandaag op de Nederlandse tv te zien.
  • © RKK.
    Christopher Jamison.
Wie een paar dagen absoluut stil is, kan opmerkelijk gedrag gaan vertonen. Het overkwam de succesvolle Britse ondernemer Jon Treanor. Uiterlijk een onbewogen man met een druk leven waarin luxe auto's en dure pakken domineerden. Dat veranderde toen hij een paar dagen in een klooster terechtkwam. Daar moest hij verplicht stil zijn. Het waren dagen waarin hij tranen met tuiten huilde. Er kwamen jeugdherinneringen boven die hij voorgoed dacht te hebben weggestopt.

Zakenman Treanor is te zien in de BBC-serie 'The Big Silence'. Daarin onderwerpt Christopher Jamison, abt van een benedictijnenklooster in Engeland, Treanor en vier andere doorsnee Britten acht dagen lang aan een stiltemeditatie. Het uiteindelijke doel: stilte een plek geven in hun drukke levens. In Groot-Brittannië werd de serie onverwacht een hit. De komende weken zendt de RKK de serie uit op drie zondagavonden. Volgens de omroep is het een 'spiritueel alternatief' voor het EK voetbal.

Altijd maar druk zijn, altijd maar lawaai - het is een van de grootste collectieve psychologische problemen van deze tijd, zegt Jamison, die gezien wordt als de spirituele leider van de benedictijnen in zijn land. "Veel mensen zouden graag tot zich zichzelf willen komen, maar het lukt ze niet. Het is iets dat inmiddels diep verankerd zit in onze cultuur.

Voortdurend bezig zijn, activiteiten doen met betrekking tot zelfontplooiing - het is volkomen vanzelfsprekend geworden. Altijd maar druk zijn is in onze tijd hét bewijs dat je er bent en meetelt. Daarop zijn we trots: 'kijk, dit doe ik allemaal'. Tegelijkertijd zorgt het voor onvrede. Wat veel mensen niet beseffen, is dat het een keuze is om altijd maar door te hollen. Het is niet iets wat je overkomt zonder dat je er invloed op hebt."

Het medicijn dat Jamison biedt, is stilte. De benedictijner kloosterorde bewaart een traditie in het christendom waarin stiltemeditatie een grote rol speelt. "Stilte is de manier bij uitstek om jezelf goed te leren kennen", zegt de abt. Jamison noemt stilte 'de toegangspoort tot de ziel'. "Door je te richten op je binnenste ga je als het ware het gesprek aan met jezelf. Als je met een ander spreekt, is stilte ook belangrijk. De één luistert, terwijl de ander spreekt. Zo werkt het ook als je wilt luisteren naar jezelf. Dan moet je stil zijn. Wie stil is, praat met zichzelf. Op die manier krijg je toegang tot het diepste deel van jezelf. Dat is de ziel. Ons leven zou er baat bij hebben als we daar wat vaker bij stil zouden staan."

Voor abt Jamison en zijn orde is stilte vanzelfsprekend. Zo mediteren de broeders elke ochtend en avond een half uur in stilte. Tijdens de maaltijden en 's avonds na negenen dienen de monniken eveneens hun mond te houden. Volgens de benedictijnen handelen mensen vanuit een innerlijke, geestelijke wereld. Daar bevindt zich wat in de christelijke traditie de ziel wordt genoemd. Deze ziel moet onderhouden worden, menen de broeders, anders raken mensen vervreemd van zichzelf.

Meditatie
"Dat kan alleen door regelmatig de blik naar binnen te keren", licht Jamison toe. "Vergelijk onze manier van mediteren met cognitieve gedragstherapie. Daar maakt de therapeut zijn cliënt bewust van de manier waarop deze denkt en hoe dat te veranderen. Wie mediteert, wordt ook geconfronteerd met zijn gedachten."

Volgens Jamison heeft de christelijke meditatie zoals kloosterlingen die beoefenen niet veel te maken met de zelfhulpboeken over geluk die je op de afdeling esoterie van de boekhandel ziet staan. "Die boeken gaan ervan uit dat geluk iets heel eenvoudigs is dat je met wat goede raad wel bereikt in een paar stappen." Wie zichzelf op gezette tijden stilzet, wordt geconfronteerd met zichzelf. Dat is niet altijd een pretje. In de televisieserie van Jamison kan de kijker dat zien. De deelnemers grijpen er regelmatig naar de tissues. Bij de cynische zakenman Jon Treanor speelt zijn ongelukkige kindertijd op, bij een drukke copywriter onverwerkte rouw om een overleden vader.

De overgang naar geestelijke
Ook bij Jamison verliep de overgang niet zonder moeite. Voordat hij op zijn 21ste geestelijke werd, leidde hij een gewoon studentenleven in Oxford. De overgang was niet alleen geestelijk, maar ook fysiek een opgave voor de ex-student. "Denk alleen al aan de gebeden. Echt elke ochtend moest je weer vroeg je bed uit. Het voelde als een berg die moest worden bedwongen." Gaandeweg veranderde er iets. "Er was niets wat me af kon leiden van mijn binnenwereld. Om bij de beeldspraak van de berg te blijven: Ik klom langzaam op, uiteindelijk kreeg ik een uitzicht te zien. Dat was niet niks. Het was een geheel nieuw zicht op het leven."

De geestelijke werd zich naar eigen zeggen niet alleen beter bewust van zijn innerlijk, maar ook van de wereld om hem heen. "Het is een wereld waarin je niet wegloopt voor jezelf. Waarin je niet bang bent voor wie je van binnen bent. Ik merkte dat ik meer gespitst werd op wat er om mij heen gebeurde. Dat ik me meer bewust werd van anderen, dat ik van hen afhankelijk ben en zij van mij. Dat was een verschuiving in mijn waarneming van de werkelijkheid."

Iets soortgelijks gebeurde ook bij de deelnemers van 'The Big Silence'. Zakenman Jon Treanor besloot na zijn deelname aan de tv-serie het roer om te gooien. Hij is minder gaan werken en doet nu een opleiding tot psychotherapeut. Sinds de opnames mediteert hij elke avond. Dan merkt hij, zegt Treanor in de laatste uitzending, dat zijn leven onderdeel is van de kosmos.

'The Big Silence': vandaag en zondag 1 en 8 juli om 23.30 uur bij de RKK op Nederland 2.




zondag 17 juni 2012

Jnana Yoga, De yoga van het woordeloos weten...

"Jnana Yoga is de yoga van het woordeloos weten, voorbij concepten, voorbij de dualiteit van woorden. De meest essentiële yoga-filosofie van de Advaita Vedanta wordt een realiteit in meditatie en het dagelijkse leven.

In een eerste fase wordt het onderscheid tussen realiteit en illusie uitgediept via een aantal indringende vragen. Deze contemplatie leidt tot het woordeloos waarnemen in meditatie van de realiteit van het probleemloze, verlangenloze kernbewustzijn, het Zelf, het middelpunt van de lagen van bewustzijn.

Jnana Yoga richt zich op de waarheid die niet verandert. Die waarheid is infeite eenvoudig om te begrijpen, maar moeilijk om te aanvaarden. En daarom maken we het graag ingewikkeld. De waarheid is dat we allen één zijn, letterlijk. Alle andere waarheden zijn daaraan slechts ondergeschikt, tijdelijk.

De waarheid is niet in woorden uit te drukken. Maar het is zeker goed om erover na te denken, zodat we onze foute concepten door wat juistere concepten kunnen vervangen. Eens je concepten breed en duidelijk genoeg zijn om de waarheid een beetje te omvatten wordt het mogelijk om voorbij de concepten te gaan.

Jnana yoga leidt automatisch van contemplatie tot meditatie. Via diverse technieken leren we om vrij te zijn van gedachten. Dat vraagt tijd. Zonder gedachten betekent ook zonder verlangen zijn. Als dat lukt, al is het maar even, dan ervaren we echt wie we zijn, los van al onze rollen, namen, hechtingen...

Dan wordt het eenvoudiger het leven te zien als een leuke TV-serie, waarvan we getuige zijn. Dan wordt alles leuk, zelfs de drama's..."


Jnana yoga (spreek uit njana joga) is een van de hoofdtakken van yoga en staat beschreven in de Veda's, enkele klassieke geschriften in het hindoeïsme. Jnana kan het best worden vertaald als: "de weg naar het directe inzicht". Deze weg is voornamelijk filosofisch van aard (vergelijk het met Jnana verwante woord Gnosis), maar wel met een wat ander doel dan we in het westen meestal onder filosofie verstaan.

Jnana yoga zoekt op religieus-filosofische wijze naar een mystieke bevrijding uit de werelden van genot en lijden, succes en falen, geboorte en overlijden. Jnana yoga is hierbij zuiver religieus-filosofisch, en niet gelovig-ritueel van aard.
Inhoud [verbergen]

Jnana yoga leert dat er vier middelen zijn om tot bevrijding te komen:
  • Viveka - Onderscheidend vermogen: Het is mogelijk het verschil te onderkennen tussen dat wat echt en eeuwig is (Brahman) en dat wat onecht en tijdelijk is (al het andere)
  • Vairagya - Bevrijding van passie: Door inzicht in de aard van het tijdelijke wordt men langzaam in staat om elke gerichte passie "los te laten".
  • Shad-sampat - De zes deugden: Rust (beheersen van de geest), Dama (beheersen van de zintuigen), Uparati (het loslaten van activiteiten die op persoonlijke verlangens berusten), Titiksha (volharding), Shraddha (geloof), Samadhana (perfecte concentratie).
  • Mumukshutva - Intens verlangen naar bevrijding van tijdelijke beperkingen.

Het doel van Jnana Yoga is het verkrijgen van kennis of beter gezegd inzicht. Met kennis wordt hier niet bedoeld boekenkennis, maar kennis van ons eigen bewustzijn, iets dat ongrijpbaar en onverwoordbaar is. Deze kennis wordt verkregen door het denken te observeren, reflectie en meditatie. Ken u zelve is de sleutel. Er kan een radicale ommekeer van perceptie plaatsvinden. Zoals:
  • Zuiver bewustzijn is aan het goddelijke gelijk
  • In wezen is het louter gelukzaligheid
  • In waarheid bestaat er niets anders dan dat

Dit realiseren van de aard van ons diepste wezen noemt men zelfverwerkelijking, ontwaken of verlichting. Bijna altijd zou dit in eerste instantie een korte flits zijn die al snel weer wegebt. Daar zou men dan wel een grote spirituele zekerheid aan overhouden, en een zeer levendige motivatie om met deze vorm van yoga door te gaan.

Volgens deze filosofie is de wereld, inclusief een eventuele scheppergod, inclusief andere goden, engelen of demonen, inclusief hemelen en hellen, allemaal Maya. Maya is een geheimzinnige, onverklaarbare kracht die het bewustzijn kan betoveren zodat het vergeet wat het in werkelijkheid is. Het is door Maya dat we dwalen door duizenden incarnaties in vele verschillende werelden.
Jnana yoga beoogt deze zwerftocht te beëindigen en het bewustzijn weer geheel en al in zichzelf te laten rusten, zodat het de oorspronkelijke aard hervindt op zo'n manier dat het zich nooit meer zal laten betoveren, en alle oude illusies of intenties geheel en al achter zich kan laten.

Voor zover we dan nog als mens in een wereld leven wordt dit verblijf intentieloos, waardoor we steeds precies zo handelen als binnen een situatie het beste is. Ons handelen wordt als de ademhaling en wordt niet langer door persoonlijke, vertekenende bedoelingen gekleurd.

In India beoefenen niet veel mensen deze methode tot Zelf-realisatie. Men heeft binnen de spirituele kant van de Indische samenleving wel veel respect voor de mystici die uit deze yogarichting zijn voortgekomen, maar meestal vindt men deze manier van denken toch te afwijzend naar de wereld toe of te ver weg voor wat men binnen de eigen religiositeit kan bereiken.

Een belangrijk boek over dit onderwerp is de oude Indische tekst "Ashtavakra Samhita", die ook wel "Ashtavakra gita" genoemd wordt, een klassieke Indiase tekst uit waarschijnlijk de 2e eeuw voor Christus. De Ashtavakra Samhita bestaat uit een dialoog tussen de wijze Ashtavakra en zijn leerling, koning Janaka. In twintig hoofdstukken met korte teksten, meestal van maar drie of vier regels (sloka's), wordt de essentie van de advaita filosofie weergegeven.

Belangrijke voorvechters van deze manier van denken in Nederland waren Alexander Smit en Wolter Keers. Laatstgenoemde refereerde daarbij bij voorkeur aan zijn Indiase voorbeelden Ramana Maharshi, Sri Nisargadatta Maharaj en Krishna Menon.




zondag 10 juni 2012

Ik ben het leven zelf

De paradox van niets als alles

Bijna iedereen is in het leven op zoek naar permanente veiligheid en bevrediging. Wat we hebben, willen we vasthouden en wat we niet hebben, willen we verwerven. 'Eens, dan zal ik alles hebben wat ik zoek en dan zal mijn leven compleet zijn', is een veel voorkomende gedachte, die ook geldt voor onze spirituele zoektocht.

Dit boek helpt je uit die droom.
Er valt niets te zoeken en ook niets te vinden. Het wordt ook nooit beter dan nu, want wat er nu is, is alles wat er is.
Het leven voltrekt zich nu, op dit moment, en er valt niets te weten of te zoeken. Durf je over te geven aan totale onzekerheid en niet-weten, en herken eenvoudig wat is. Dit is leven. Dit is wat ik ben. Ik ben wat jij bent. Ik ben het leven zelf.

Wie ben ik? Bestaat er wel een ik, of iemand? Wat is de dood van 'die iemand'? In meer dan vijftig korte hoofdstukjes probeert de Engelse schrijfster antwoorden te geven over wie we eigenlijk ten diepste zijn. Het boek beschrijft haar 'innerlijke reis'.

Via verschillende liefdes in Israel, Japan, Thailand en India raakt zij uiteindelijk in de ban van Osho in Poona. Daar krijgt zij haar tweede naam: Unmani. Zij komt in aanraking met de term 'ontwaken', zij ervaart dit zelf als een 'niet weten', maar vraagt zich vervolgens af, hoe met het 'doen alsof' om te gaan in het dagelijkse leven. Zij vertrekt naar de Himalaya, Australie en Nieuw-Zeeland en keert later weer terug in Londen om deze vragen te onderzoeken.

In dialogen worden haar misvattingen en verwarringen over de aard van het leven en 'de bevrijding' daarvan beschreven, waarbij zij uiteindelijk beseft dat de oplossing eigenlijk altijd al binnen haar bereik ligt.

Bevat veel witruimtes en witte pagina's aan het begin en einde van elk hoofdstukje. Geschikt voor een brede groep lezers die op zoek zijn naar zichzelf en hun doel in het leven.



zondag 3 juni 2012

Zelfonderzoek

Volgens De Traditie Van De Advaita Vedanta

"Ik geef sinds dertien jaar lezingen over zelfonderzoek in de traditie van de Advaita Vedanta. Mijn leraar was Alexander Smit, zijn leraar was Shri Nisargadatta Maharaj. Dan weet de gevorderde spirituele zoeker uit welke traditie ik kom. Veel mensen zijn op zoek naar zichzelf. Dat zoeken komt voort uit het idee dat er iets ontbreekt aan je leven. Ook ik was ooit op zoek en mijn eerste kennismaking met Advaita was een boek van Wolter Keers, de nestor van Advaita in Nederland. Ik werd meteen getroffen door de helderheid waarmee hij over zelfonderzoek schreef.

Mijn vooroordelen over spiritualiteit (zweverig, stemmingmakerij) werden meteen van tafel geveegd. Wat me opviel bij Advaita, was dat nergens een beroep werd gedaan op mijn goedgelovigheid. Ik werd uitgenodigd om voor mezelf te kijken. Mijn leraar Alexander zei altijd: 'Het is zelfonderzoek, geen anderen-onderzoek.'

Mijn eerste contact met Alexander was een telefoongesprek ('Je bent toch hopelijk niet op zoek naar ufo's of kabouters?') en na drie maanden bijeenkomsten (satsangs) bij hem gevolgd te hebben was het klaar. Zes jaar later begon ik zelf online teksten te publiceren en zo is het balletje gaan rollen.

'Wanneer schrijf jij nou eens een boek?' Die vraag hoor ik al een paar jaar. Mijn vaste antwoord was: 'Dat komt nog wel eens, als de tijd rijp is.' En dat is nu..."

Jan Koehoorn



woensdag 30 mei 2012

De Boeddha

Siddhartha Gautama of Boeddha was een spiritueel leider die (volgens de historische wetenschap) waarschijnlijk leefde rond 6 eeuwen voor Christus, van 563 tot ca. 483 v.Chr. in Nepal. Door moderne geleerden wordt ook ca. 480-400 gesuggereerd. Er zijn ook alternatieve data die gangbaar zijn vanuit de geloofstradities zelf.

Volgens religieuze overleveringen bereikte Gautama Boeddha complete en volledige verlichting (het Boeddhaschap).

Gautama Boeddha wordt ook wel de Sakjamoeni (sakyamuni) Boeddha genoemd en werd geboren als Siddhartha Gautama. De naam Siddhartha betekent: hij, wiens doel is volbracht of van wie elke wens vervuld is. Vaak wordt hij kortweg "de Boeddha" of "Boeddha" genoemd. Boeddha betekent 'hij die ontwaakt (verlicht) is'.

De titel Boeddha wordt gegeven aan iemand die op eigen kracht, zonder leraar, de Dhamma (de waarheid, de natuurlijke ordening der dingen) ontdekt heeft en verlichting heeft bereikt. Volgens overlevering zijn er voor Gautama Boeddha nog een aantal andere boeddha's geweest (een beroemde lijst noemt 28 Boeddha's). Boeddha werd geboren in een hindoe-familie.

Het levensverhaal van de Boeddha is in het boeddhisme een voorbeeld en inspiratiebron voor het bereiken van verlichting. Siddharta Gautama werd geboren te Lumbini in het zuiden van Nepal. Zijn moeder zou Māyādevī hebben geheten, wat in het Sanskriet tevens verlichting betekent. Boeddha kwam in een tuin in Lumbini ter wereld, na tien maanden in de buik van zijn moeder te hebben gezeten. Hij wees met de wijsvinger van zijn ene hand naar de hemel en met de wijsvinger van zijn andere hand naar de grond. Boeddha's geboorteland was het land van de Sakya's. Zijn vader, Śuddhodana, was de koning van dat land. De naam Sakyamuni is een verwijzing naar de Sakya's: letterlijk betekent het de wijze van de Sakya's.

Volgens de traditie was Siddhartha Gautama een prins, wiens ouders van diverse wijzen te horen hadden gekregen dat hun kind óf een onovertrefbaar groot heerser zou worden, óf alle aardse goederen zou verwerpen en de verlichting zou bereiken. Aangezien zijn vader de eerste voorspelling prefereerde werd hij omringd met de beste aardse goederen, zodat hij in zijn leven geen ontevredenheid of nare dingen zou ervaren. Hij zou dan geen afstand hoeven te doen van zijn bezittingen. Zijn vader bouwde drie paleizen en Siddhartha Gautama bracht al zijn tijd door binnen de hoge muren van het paleis. Zo gingen de eerste 29 jaar van zijn leven voorbij. Toen Boeddha zeven dagen oud was, overleed zijn moeder. Zijn tante, de zus van zijn moeder, ontfermde zich over haar neefje. Op de leeftijd van zestien jaar trouwde Boeddha met de eveneens zestienjarige Yaśodharā. Samen kregen ze een zoon die de naam Rahula kreeg.

Na 29 jaar ging hij echter diep nadenken over het leven en wilde zien hoe het 'echte' leven buiten het paleis was. Stiekem ging hij 's nachts de stad in, samen met zijn bediende. Tot zijn grote schrik zag hij een oude man, een zieke man en een dode man. Omdat hij door zijn beschermde opvoeding nog nooit een oude, zieke of dode man had gezien, vroeg hij zijn bediende om uitleg. Hij kreeg te horen dat alle mensen oud worden, ziekten oplopen en doodgaan. Dat dit een normaal iets is. Ook zag Siddhartha Gautama een kalme en beheerste monnik voorbijlopen. Hij vroeg zijn bediende wat dit voor man was, en kreeg te horen dat het een monnik was die vrijwillig zijn bezittingen had opgegeven en een leven van eenvoud leidde, gericht op spirituele ontwikkeling. Kort daarna verliet Siddhartha het paleis en zijn familie (waaronder zijn jonge vrouw en kind) en ging hij leven als een monnik in de bossen van India.

In Benarès studeerde hij met twee zeer bekende en gerespecteerde meesters en bekwaamde zich snel in hun leer. Hij vond echter dat deze geen oplossing bood voor het lijden dat hij nog steeds ervoer. Daarom ging hij zijn eigen weg en begon een 6 jaar lange periode van zelfkastijding en zelfpijniging. Hij leefde ver van de samenleving, alleen in de bossen, at zeer weinig en werd zo mager dat hij bijna overleed.

Na zes jaar kwam hij tot het inzicht dat zelfpijniging niet leidt tot verlichting en het einde van het lijden. Hij vond een middenweg tussen het bereiken van sensueel plezier en de zelfkastijding, en besloot te gaan mediteren onder een Bodhiboom in Bodhgaya totdat hij volledige verlichting zou bereiken óf zou sterven. De volgende ochtend rond zonsopgang bereikte hij de verlichting. Vanaf toen was hij Siddhartha Gautama, de Boeddha. Hij was toen 35 jaar.

Hij begon zijn nieuw gevonden inzicht (de Dhamma) aan anderen te onderwijzen. Het onderwijs dat hij gaf bevatte onder meer Vipassana wat betekent: inzicht, de dingen zien zoals ze werkelijk zijn. Vipassana is een proces van zelfobservatie met als doel de geest tot in de diepste lagen te zuiveren van negativiteit en onzuiverheden als woede, haat, hebzucht en angst. Naarmate de invloed hiervan zwakker wordt, komen positieve eigenschappen zoals liefde, mededogen, vreugde en gelijkmoedigheid vanzelf tot ontwikkeling. Tegenwoordig kan deze meditatietechniek worden geleerd in een tiendaagse cursus. Zo'n cursus vormt een mentale training met een diepgaande waarde voor het dagelijks leven.

Zijn eerste toespraak hield hij in Sarnath. Gedurende de 45 volgende jaren reisde hij door de toenmalige staten van Noord-India. Hij werd een zeer gerespecteerde spirituele leider. De koningen van de twee grootste staten (Kosala en Magadha) werden zijn discipelen, net als vele anderen uit alle lagen van de bevolking. Veel mensen besloten monnik (bhikkhu) of non (bhikkhuni) te worden in de monastieke orde (de Sangha) van de Boeddha. Op 80-jarige leeftijd overleed hij te Kushinagar.

Zijn toespraken en leringen werden gereciteerd en onthouden door zijn volgelingen en na zijn dood in twee congressen die door zijn volgelingen voor dit doel werden georganiseerd opgeschreven in de Pali-canon, de in de taal Pali gestelde aanvankelijk mondeling overgeleverde woorden van de Boeddha. De oudste bekende nog bestaande exemplaren van deze teksten kunnen aan de Boeddha toegeschreven worden.






zondag 27 mei 2012

Humanisme en Spiritualiteit

'Zo is de boodschap van het humanisme. De verkondiging van een bestaan, waarin de mens op iedere trap van ontwikkeling en ontplooiing zichzelf verwerkelijkt door zijn betrokkenheid op het niet-zelf.'
(Jaap van Praag, 1953)


De humanistische inspiratie is eeuwenlang met religieus voelen en denken vermengd geweest. Binnen het Humanistisch Verbond stond en staat het bestaansrecht van religieus getint humanisme echter steevast ter discussie. Vandaag de dag lijken vooral jonge humanisten, geestelijk verzorgers en humanistici open te staan voor spiritualiteit.

Felle discussie in het Humanistisch Verbond
Als sinds de begintijd van het Humanistisch Verbond doen zich diverse opvattingen van humanisme voor, waaronder religieus of spiritueel humanisme. De verschillende groepen leefden ogenschijnlijk broederlijk naast elkaar. In de eerste helft van de jaren '50 breekt echter een felle discussie uit. De zogenaamde rationele humanisten kwamen te staan tegenover de religieus humanisten. Waar de rationelen de religieuzen zweverigheid, godsdienstigheid, irrationaliteit, gebrek aan eigen verantwoordelijkheid en realiteitszin verwijten, vinden religieus humanisten het humanisme van de rationelen vaak te beperkt, onvolledig, te weinig inspirerend, bezield of uitgediept. Deze beeldvorming over en weer steekt tot op de dag van vandaag de kop op in humanistische discussies rondom spiritualiteit en religiositeit.

In de beginselverklaringen van het Humanistisch Verbond is de discussie rondom deze kwestie duidelijk te zien. In de eerste beginselverklaring uit 1946 wordt de mens omschreven als een bijzonder deel van het kosmische geheel. In de beginselverklaring van 1955 wordt gesproken over de erkenning dat de mens deel heeft aan natuurlijke, maatschappelijke en kosmische verbanden en in 1973 verdwijnt de verwijzing naar het kosmische in zijn geheel.

Universiteit voor Humanistiek
Aan de Universiteit voor Humanistiek is religiositeit, onder de noemer spiritualiteit, langzaam maar zeker een vast thema van reflectie en onderzoek geworden. De algemene mening is dat vormen en bronnen van religiositeit en spiritualiteit zich goed in laten passen binnen de humanistische levensbeschouwing, mits deze tot inspiratie aanzetten en niet tot dogmatisch denken. Het lijken vooral jongere humanisten te zijn bij wie de vraag naar ruimte voor spiritualiteit het grootst is. Opgegroeid in een merendeels geseculariseerde samenleving, heeft deze generatie - anders dan hun voorgangers - geen strijd hoeven leveren met de religieuze instituties en lijken zich onbevangener ten aanzien van het thema op te stellen.

Humanistische spiritualiteit
Een algemeen punt dat alle religieus en/ of spiritueel humanisten van toen en nu met elkaar gemeen hebben is dat ze het gevoelselement sterker tot uitdrukking willen laten komen. Uit onderzoek blijkt dat spiritueel georiënteerde humanisten spiritualiteit veelal zien als een groei in bewustzijn en een verbondenheid. Ze streven met hoofd en hart kwaliteiten als openheid, onzelfzuchtigheid, vertrouwen en liefde na. Spirituele praktijken zoals meditatie en contemplatie spelen een belangrijke rol.

Veel spiritueel georiënteerde humanisten halen hun inspiratie niet uit louter humanistisch-filosofische bronnen. Zij putten eveneens of vooral uit mystieke en oosterse tradities, zowel voor wat betreft ideeën als praktijken. Zeker op het laatste punt laat het gewone humanisme volgens hen een lacune zien ten opzichte van andere levensbeschouwelijke tradities. Opvallend is de betrokkenheid van spirituele humanisten op boeddhisme met name zenboeddhisme (zie ook het lemma over de Dalai Lama).

Het blijkt dat atheïstische en spirituele humanisten vaak wel dezelfde waarden aanhangen. Beiden hechten belang aan de ruimte om alle mogelijke ervaringen van werkelijkheid en gedachten met betrekking tot die werkelijkheid, vrij en ondogmatisch te onderzoeken. Ten tweede kunnen zowel humanisme als spiritualiteit worden gedefinieerd als de oefening van een onzelfzuchtige betrokkenheid op de ander en het andere, het niet-zelf.



vrijdag 25 mei 2012

Je Zelf Als Universele Moeder

Een Spiritueel-Psychologisch En Sociaal-Maatschappelijk Werkboek

Willen, voelen en denken geven als ze gehecht zijn aan de buienwereld, respectievelijk verlangens, emoties en oordelen. Als de wil echter niet direct handelend optreedt, maar een innerlijke kracht wordt die via het hart in het bewustzijn werkt, ontdekken we meditatief gewaar zijn en bevrijdend inzicht. Dit boek is een psychologie van de levensbeschouwing met een naar de praktijk vertaald gedeelte met oefeningen in meditatief en liefdevol leven.

De kern van dit spirituele werkboek is gewijd aan de ontwikkeling van het innerlijk Zelf, de goddelijke vonk, die in elk mens manifest aanwezig is. De universele filosofie van de Vedanta, het brandpunt van het hindoeisme, kent een goddelijk principe, Brahman, dat wordt beheerst door vele verschijningsvormen. De auteur legt vanuit de Vedanta dwarsverbanden naar onder meer de antroposofie en het boeddhisme, waarin door het toepassen van vipassana meditatie, gericht op mentale leegte, contact kan worden gemaakt met het Zelf, in het bijzonder de vrouwelijke kant daarvan, de Universele Moeder. Binnen deze kaders wordt aandacht gegeven aan het pad van Yoga.

Door gebruikmaking van het aangeboden oefenmateriaal kunnen conditioneringen worden getransformeerd in innerlijke vrede en liefde, vrij van beperkingen. Elk hoofdstuk vangt aan met aforismen en anekdotes van bekende yogi's en wetenschappers. Het taalgebruik is eenvoudig, maar zorgvuldig. Het boek bevat een uitgebreid literatuuroverzicht en diverse websites.



maandag 21 mei 2012

Adwaita - Johan Andreas Dèr Mouw

Johan Andreas Dèr Mouw (Westervoort, 24 juli 1863 - Den Haag, 8 juli 1919) was een taalkundige, letterkundige en filosoof. Blijvende bekendheid verwierf hij als dichter, onder het pseudoniem 'Adwaita', wat zoiets betekent als 'tweeheidsloze', ook wel non-dualiteit. Hij dichtte de beroemde regels "Ik ben Brahman, maar we zitten zonder meid". Hiermee vatte hij in één zin de problematiek van zijn leven samen: die tussen De Idee en de alledaagse werkelijkheid. De Idee: er is niets dan Brahman dus alles is Brahman, wordt waargenomen in de alledaagse werkelijkheid waarin iemand alledaagse klusjes moet uitvoeren omdat er geen dienstmeid is.

Dèr Mouw studeerde en promoveerde te Leiden in de klassieke letteren, en was leraar aan het gymnasium te Doetinchem, totdat een conflict inzake zijn antichristelijke theorieën, met een felle lastercampagne, een dubbele poging tot zelfmoord en een rechtszaak daaraan in 1902 een eind maakte. Daarna woonde hij als privéleraar in Den Haag.

Als fin-de-siècledichter is Dèr Mouw een relatief onbekende nakomer, zijn poëzie werd pas in 1919, enkele weken na zijn dood, voor het eerst, op enkele publicaties in tijdschriften na, uitgegeven in de dichtbundel Brahman I. Deel II volgde in 1920. Het vertoont opvallende gelijkenissen met het werk van zijn voorgangers. Zo vertolkt Albert Verwey ook de Al-gedachte in zijn poëzie, is Dèr Mouws stijl deels vergelijkbaar met die van Gorters Mei, en was hij evenals Boutens en Leopold een classicus met interesse voor oosterse mystiek. Voornoemde dichters zijn echter allen (veel) bekender dan Dèr Mouw.

Evenals zijn tijdgenoten lijkt hij haast geobsedeerd met de idee van het dualisme in de wereld. Alles wordt bezien vanuit tegenstellingen: goed en kwaad, natuur en cultuur, kunst en wetenschap, gevoel en rede of lichaam en geest. In plaats van zich bij het dualisme neer te leggen, gingen veel kunstenaars en schrijvers op zoek naar een manier om de harmonie te ‘heroveren’. Voor sommigen was dit slechts een intellectueel spel met als ingrediënten filosofie en literatuur.

Maar voor anderen, onder wie Dèr Mouw, was de zoektocht naar harmonie een opdracht waaraan zij hun leven ondergeschikt maakte. Hij ging daarbij alle dogmatiek uit de weg en ging zich daarom ook steeds feller verzetten tegen de Leidse hoogleraar Gerard Bolland, die een hegeliaan was. Keer op keer benadrukt Dèr Mouw in zijn werk de balans die er volgens zijn inzichten bestaat tussen groot en klein, het nietige en het kolossale: een melkweg en een kindertraan.

Harmonie als je reinste innerlijke noodzaak — soms dreef het gemis ervan hem tot wanhoop, maar aan het einde van zijn leven kwam hij tot de bevrijdende conclusie dat de ware wijsheid te vinden is in de mystieke geschriften van het brahmanisme, een verre van uniek standpunt dat hij misschien vond onder invloed van de lectuur van Schopenhauer. Dèr Mouw schreef zijn poëzie vrijwel geheel in de laatste zeven jaren van zijn leven. Het werk bestaat voor het merendeel uit sonnetten(reeksen) en wordt gekenmerkt door een hoogst origineel en oorspronkelijk gebruik van taal en beeldspraak.


'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.
Ik doe in huis het een'ge dat ik kan:
'K gooi mijn vuilwater weg en vul de kan;
Maar 'k heb geen droogdoek; en ik mors altijd.

Zij zegt, dat dat geen werk is voor een man.
En 'k voel me hulp'loos en vol zelfverwijt,
Als zij mijn lang verwende onpraktischheid
Verwent met wat ze toverde in de pan.

En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt
Tot feeërie van wereld, kunst en weten:

Als zij me geeft mijn bordje havermout,
En 'k zie, haar vingertoppen zijn gespleten,

Dan voel ik éénzelfde adoratie branden
Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.

J.A. dèr Mouw



Klik hier voor meer werken van Adwaita

zondag 20 mei 2012

Leven dicht bij God...

Alle ontwikkeling begint met intenties. Een intentie kan een voornemen of een oogmerk zijn, een ambitie of een groots visioen. Richt je je op materiële zaken, dan zullen die groeien. Richt je je intenties op God, dan groeit je geest. In zijn nieuwste boek wijst Deepak Chopra de weg naar een leven dicht bij God.

Door: Deepak Chopra

1. Ken je intenties
Ontmasker valse intenties. Roei ze uit en doe iets aan de woede en angst die je ermee verbinden. Valse intenties manifesteren zich als schuldbewuste verlangens: je gunt een ander niet dat hij slaagt, je wilt iemand iets betaald zetten, je wilt dat slechte mensen worden gestraft, je wilt iets stelen dat niet van jou is. Valse intenties kunnen ongrijpbaar zijn, maar je herkent ze aan de bijbehorende gevoelens: angst, hebberigheid, woede, hopeloosheid en zwakte. Ervaar het gevoel, maar geef er niet aan toe. Blijf alert tot je de intenties vindt die erachter schuilgaan.

2. Stel een hoge norm
Probeer heilige of wonderdoener te worden. Waarom niet? Als je weet, dat je door innerlijke groei het meesterschap verwerft, zoek dat meesterschap dan zo snel mogelijk. Je hoeft je niet in bochten te wringen om wonderen te verrichten, maar je moet ze jezelf ook niet onthouden. Meesterschap begint met kijken: zie de wonderen om je heen, dan komen grotere wonderen vanzelf.

3. Zie jezelf in het licht
Het ego kan zich handhaven door ons een gevoel van behoeftigheid en zwakte te geven. Door dat idee van een tekort wil je alles hebben wat je ziet. Geld, macht, seks en genot moeten het gat vullen, maar dat doen ze niet. Schud die hersenschimmen af. Dat kan door jezelf niet te zien in een schaduwgevecht om bij God te komen, maar in het licht van het eerste ogenblik. Het enige verschil tussen jou en een heilige is, dat jouw licht klein is en het zijne groot. Jullie staan allebei in het licht.

4. Zie iedereen in het licht
Je beter voelen dan anderen is de gemakkelijkste manier om tevreden te zijn met jezelf. Uit dat zaadje groeien allerlei vooroordelen. Hier kan een eenvoudig recept helpen. Wanneer je in de verleiding komt een ander te veroordelen - al verdient die het nog zo veel - bedenk dan, dat iedereen zijn best doet op zijn eigen bewustzijnsniveau.

5. Versterk je voornemens dagelijks
Het dagelijks leven is een soort kolkende chaos waar het ego in opgaat. Je moet jezelf dagelijks herinneren aan je spirituele voornemens. Bij sommigen helpt het om intenties op te schrijven, anderen hebben meer aan meditatie of gebed. Zoek je middelpunt, bekijk jezelf kritisch en laat je intenties pas los als je voelt dat ze in je middelpunt zitten.

6. Leer jezelf te vergeven
Iedereen trapt in een onbewaakt moment wel eens in de valkuil van egoïsme en waanideeën. De terloopse opmerking die een ander kwetst, een achteloze leugen, de onweerstaanbare drang om te bedriegen, zijn universeel. Vergeef jezelf dat je bent wie je bent. Denk over jezelf net zoals over anderen: je doet je best op je eigen bewustzijnsniveau.

7. Leer los te laten
De paradox van spiritueel zijn is, dat je altijd tegelijkertijd gelijk en ongelijk hebt. Leven is veranderen: je moet bereid zijn om de overtuigingen, gedachten en daden van vandaag los te laten - al geven ze je nog zo'n spiritueel gevoel. Iedere fase van innerlijke groei is goed. Ze worden allemaal gevoed door God.

8. Vereer wat heilig is
Onze samenleving leert ons sceptisch te staan tegenover alles wat heilig is. Maar iedere heilige is jouw toekomst en iedere meester kijkt over zijn schouder om jou te zien, wacht tot jij meekomt. Menselijke vertegenwoordigers van God vormen een onuitputtelijke bron. Als je daaruit put, zal je hart opengaan.

9. Laat het aan God over
De meeste mensen zijn verslaafd aan zorgen, beheersing, overdreven sturen en gebrek aan vertrouwen. Weersta de verleiding om hierin mee te gaan. Luister niet naar de stem die zegt, dat jij de leiding moet hebben, dat voortdurende waakzaamheid de enige manier is om iets voor elkaar te krijgen. Laat je geest eens iets nieuws proberen. Je intenties vormen het beste instrument dat je hebt. Als je eenmaal de intentie hebt dat alles loopt zoals het moet, kun je de dingen vervolgens loslaten en kansen en mogelijkheden toelaten. Het resultaat dat je uit alle macht probeert te forceren, is misschien minder goed voor je dan het resultaat dat vanzelf komt. Als je iedere dag één procent van je leven aan God zou kunnen overlaten, zou je binnen drie maanden de meest verlichte mens op aarde zijn. Onthoud dat en geef dagelijks iets over, het doet er niet toe wat.

10. Verwelkom het onbekende
In de loop der jaren is je smaak gevormd; je hebt geleerd bepaalde grenzen te aanvaarden. Maar dat is allemaal niet wezenlijk. Het onbekende wacht, het onbekende dat niets te maken heeft met de 'Ik' die je al kent. Sommige mensen bereiken pas op het tijdstip van hun dood het eind van de illusie en dan lijkt één leven, achteraf gezien, ongelooflijk kort en vluchtig. Het deel van ons dat we kennen, is het deel dat maar al te snel dooft. Wanneer je een nieuwe impuls voelt, een verheffende gedachte, een inzicht waarnaar je nog nooit hebt gehandeld, verwelkom dan het onbekende. Koester het als een pasgeboren kind. God leeft in het onbekende en wanneer je dat volledig kunt omhelzen, dan ben je er.




vrijdag 18 mei 2012

Het gevoelige rotsblok

Deze bundel bevat verhalen over spirituele ervaringen en de samenhang van alles: levende wezens, 'dode' materie en gebeurtenissen.

Schijnbare toevalligheden verbergen diepere betekenissen en zijn onderdeel van een groter geheel. De lezer wordt verrast en geboeid door onverwachte wendingen aan het einde van elk verhaal, waarbij ook stukjes van levenspuzzels in elkaar vallen. Zo gaat in het eerste verhaal de hoofdpersoon op reis en beleeft veel wonderlijks in de natuur. Hij wordt teruggevoerd naar het verre verleden, het Romeinse rijk in de derde eeuw voor Christus. Degenen die hij ontmoet spelen een rol binnen het totale levensplan, in verleden en heden.

De schrijver, een partner-relatie-therapeut, laat ons in een vijftal verhalen kennis maken met de gedachtewereld van een olijfboom, de zon, de aarde, een computer, een spreeuw en een overledene, om duidelijk te maken dat alles in de wereld met elkaar samenhangt en dat alles een bedoeling en einddoel heeft. De schrijver baseert zich vooral op het oud-Indiase Advaita-beginsel: elke dualiteit is een illusie.



zondag 13 mei 2012

Tijd voor Nu..! - Een gesprek met Eckhart Tolle

Hij belandde op een plek waar de meeste mensen zelden of nooit komen: het hier en nu. En Eckhart Tolle is vast van plan daar te blijven. Want in het nu bestaan geen problemen: die hebben alles met toekomst en verleden te maken. Tijn Touber sprak met de man die het levende bewijs van zijn woorden is. ‘Iedere handeling die vanuit het nu ontstaat, zal precies juist zijn.’

Tijn Touber

De man in het bed is panisch van angst. Voor de zoveelste keer wordt hij midden in de nacht wakker met die ene, zich steeds herhalende gedachte: ‘Ik kan niet meer met mijzelf leven’. Al jaren wordt hij heen en weer geslingerd tussen ondragelijke spanningen en zelfmoordneigingen. Hij is nog geen dertig, maar de wereld is voor hem nu al een kille, vijandige plek waar hij zo snel mogelijk vandaan wil. Het liefst wil hij oplossen, voorgoed verdwijnen. Deze nacht is de pijn nog heviger dan anders. ‘Ik kan niet langer met mijzelf leven, ik kan niet meer met mijzelf leven’, bonkt het in zijn hoofd. Dan gebeurt er iets vreemds. Plotseling komt er een andere gedachte in hem op: als ik niet met mijzelf kan leven, dan moeten er twee ‘ikken’ zijn: de ‘ik’ en het ‘zelf’ waarmee ‘ik’ niet kan leven. ‘Misschien’, denkt hij, ‘is slechts één van hen echt.’

Die gedachte maakt zoveel indruk, dat hij even helemaal niet meer kan denken. Zijn geest wordt – voor het eerst van zijn leven – volkomen stil. Maar net als hij opgelucht wil ademhalen, verandert de stilte in een draaikolk die hem dreigt mee te zuigen. De angst die hij nu voelt, is zo mogelijk nog groter dan enkele minuten geleden. Hij vreest zichzelf te verliezen en klampt zich – terwijl zijn lichaam oncontroleerbaar begint te trillen – wanhopig vast aan wie hij denkt te zijn: hij is Eckhart Tolle, wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Cambridge, hij is Duitser, hij is een man, een mens, een… Maar het is al te laat. De draaikolk neemt hem mee naar onpeilbare diepten en alles wat hij kan doen, is zich laten vallen.

Eckhart Tolle kan zich niet meer herinneren wat er daarna is gebeurd, maar als hij bijkomt, is hij een ander mens. Ook de wereld om hem heen lijkt veranderd. Het zonlicht dat door de gordijnen valt, is zo mooi, dat hij er tranen van in zijn ogen krijgt. De rest van de dag loopt hij in opperste verbazing door de stad – diep onder de indruk van de schoonheid van het leven. Alsof hij opnieuw is geboren.

Tolle blikt terug: ‘Pas later begreep ik wat er was gebeurd. De intense druk van het lijden was die nacht zo groot geworden, dat mijn bewustzijn werd gedwongen zich los te maken van de identificatie met het ongelukkige en angstige zelf. Dit loskomen moet zo compleet zijn geweest, dat het valse, lijdende zelf in één keer instortte.’
Tolle had in één keer alle identificaties met zijn vorm, rol en identiteit achter zich gelaten. Zijn verleden leek uitgewist en de toekomst onbelangrijk. Het enige wat nog telde was het heden, waarin alles goed was. Hij was op een plek aangeland waar de meeste mensen zelden of nooit komen: het hier en nu.

In zijn nieuwe staat van bewustzijn zit Tolle vervolgens twee jaar vooral op bankjes in de parken van Londen. Geleidelijk aan laat hij steeds meer achter zich: huis, baan, relaties, status, bezittingen... Hij heeft niets meer nodig om gelukkig te zijn. Hij hoeft nergens meer heen en hoefde niets meer te doen. Hij heeft zijn doel bereikt en is op ieder moment precies waar hij moet zijn. Zijn vredige uitstraling wekt belangstelling. Mensen komen naar hem toe en zeggen: ‘Ik wil wat jij hebt. Kun je me dat geven of me laten zien hoe ik het kan krijgen?’ Dan zegt hij, telkens weer: ‘Je hebt het al. Je voelt het alleen niet omdat je geest teveel lawaai maakt.’

De vraag-en-antwoordsessies in stadsparken en bij mensen thuis resulteren in 1998 in zijn boek The Power of Now (New World Library). Nadat het in eerste instantie geen enkele aandacht krijgt, barst de bom als actrice Meg Ryan het boek diep ontroerd onder de aandacht van Oprah Winfrey brengt, die het op haar beurt ‘een van mijn favoriete boeken’ noemt. Van de ene op de andere dag – het is intussen december 2002 – schiet het boek naar de eerste plaats op de bestsellerslijst van The New York Times. Inmiddels is het boek in zo’n dertig talen verkrijgbaar. In Nederland zijn dertigduizend exemplaren verkocht.

In zijn hotelkamer aan een Amsterdamse gracht straalt Eckhart Tolle (56) de rust uit die past bij iemand die in het hier en nu leeft. Hij zegt: ‘Vrijwel iedereen ontleent zijn identiteit aan mentale concepten over wie hij of zij denkt te zijn. Vrijwel iedereen identificeert zich met zijn gedachten. Als je mensen vraagt wie ze zijn, krijg je hun levensverhaal te horen. Maar dat is niet wie ze zijn. Dat verhaal beschrijft slechts een aantal voorvallen uit hun leven. Je kunt jezelf niet leren kennen door erover na te denken. Je kunt jezelf alleen leren kennen door je geest stil te maken en te luisteren – door echt aanwezig te zijn voor wat zich in het heden aandient.

‘De power of now begint bij aandacht. Bij het volledig toelaten, omarmen van datgene dat zich aandient. Vraag jezelf: “wat is nú het probleem?”. En nu betekent nu, dus niet: “Ik weet niet hoe ik de huur aan het eind van de maand moet betalen”. Wat is het probleem nu? Soms moet je die vraag drie of vier keer stellen, om in te zien dat er nu geen probleem is. Iedere handeling die vanuit het nu ontstaat, zal precies juist zijn. Over die beslissing denk je niet na – het is de juiste beslissing in het moment zelf. Zo nu en dan zie je dat bij sporters. Als ze meesterschap bereiken, zijn ze in een staat van volledige aanwezigheid en effectiviteit in het moment zelf. Dat is de basis van hun succes en het is een genot om naar te kijken.

‘De meeste mensen zijn afgescheiden van die levensstroom. Ze vechten tegen zichzelf en staan niet meer open voor het leven, dat nu zijn uiterste best doet om voor hen te werken. Stop met vechten, geef je over aan het nu en zie hoe zaken zich vanzelf en moeiteloos manifesteren. Een probleem bestaat nooit in het heden, maar heeft alles met toekomst en verleden te maken – en beiden bestaan alleen in onze geest. Als ik mijzelf mentaal in de volgende twee weken projecteer, word ik meteen gespannen – al die lezingen die ik moet geven, en wat zullen de mensen ervan denken? Maar verleden en toekomst bestaan eigenlijk niet. Heb je het verleden ooit ervaren? Nee, want alles wat je ervaart, is altijd in het heden. Ga je ooit iets ervaren dat niet in het hier en nu is? Onmogelijk. Verleden en toekomst bestaan niet en toch denken de meeste mensen dat dat wel het geval is.
‘Je kunt je problemen niet oplossen op het niveau van je denken, omdat ze daar zijn ontstaan. Oplossingen komen wanneer je boven je gedachten uitstijgt. Ik noem dat “voorbij het denken”, wat iets anders is dan onwetendheid. Het betekent ook niet dat je nooit meer denkt, maar het betekent dat je geen gevangene meer bent van je eigen geest.’

Overgeven aan het nu is – volgens Eckhart Tolle – de enige weg die leidt naar de wezenlijke vrije wil. ‘De meeste mensen leven in de waan dat zij uit vrije wil besluiten nemen. In werkelijkheid wordt hun handelen volledig bepaald door hun verleden. Hoe je denkt, wat je wilt en wat je denkt dat belangrijk is, wordt allemaal bepaald door je opvoeding, je cultuur, je religie – kortom, door je concepten. Zolang je nog denkt dat je je geest bént, heb je helemaal geen vrije keuze. Spiritueel gesproken ben je bewusteloos. Je denkt misschien dat je weet wat je wilt, maar dat is niet zo – het is slechts de conditionering van je geest die zegt: “Dit is wat je moet hebben”. Dat is geen keuze, dat is mechanisch. Sommige mensen stappen daaruit. Het is dan alsof er ineens meer bewustzijn is, waardoor zij voor het eerst ervaren echt een vrije keuze te hebben. Pas dan kun je verantwoordelijkheid nemen.’

Het klinkt zo makkelijk, maar waarom lijden zoveel mensen dan nog? Of is lijden de enige manier om tot inzicht te komen, zoals Tolle dat zelf ook heeft ervaren? Tolle: ‘Lijden is nodig tot je inziet dat het niet nodig is om te lijden. Je moet lijden tot je dat punt bereikt. Dat lijkt een paradox. Voor de meeste mensen die door een diepe innerlijke transformatie zijn gegaan, is lijden noodzakelijk geweest. Er zijn uitzonderingen. Maar vandaag de dag hoeft niet iedereen meer door de dark night of the soul. Velen hebben al genoeg geleden. De mensheid heeft al zoveel geleden, dat je haast kunt zeggen dat al het noodzakelijke lijden voor de mensheid achter ons ligt. Het is al gebeurd. Het is dus nu mogelijk voor veel individuen om die omslag te maken. Wanneer je inziet dat je lijdt als gevolg van een collectieve conditionering, dan sta je er al met één been buiten. Als je echt gek bent, weet je dat niet, omdat je je compleet hebt geïdentificeerd met die mentale gesteldheid. Het moment dat je je realiseert dat je gek bent, is het begin van je heling.’

Tolle spreekt rustig en zachtjes. Als hij iets wil uitbeelden, dan doet hij dat voornamelijk met zijn gezicht. Zijn handen blijven rustig op zijn schoot liggen. De zweem van een Duits accent maakt zijn Engels een beetje zangerig. De vriendelijke lichtblauwe ogen, het ringbaardje, het rossige haar en de ietwat afhangende schouders maken hem tot het prototype van een antiheld. Voor hem geen stoere taal en ferme terechtwijzingen. Hij wil je niet eens overtuigen. Hij deelt slechts zijn ervaring. Hij is het levende bewijs van zijn woorden.

Met grote regelmaat laat hij stilten vallen, alsof hij luistert of contact maakt met iets buiten hem. Hij spreekt zelf over het veld van aanwezigheid, the field of presence. Door stil te zijn, staat Tolle zodanig open voor dit veld, dat de man die – naar eigen zeggen – geen charisma heeft, een overweldigende indruk maakt. De lezing die hij daags na ons gesprek voor achthonderd mensen geeft, is daarvan een goed voorbeeld. Tolle doet niets anders dan op een stoel zitten en luisteren naar wat hem invalt; hij bereidt lezingen niet of nauwelijks voor om open te staan voor wat zich aandient. En wat zich aandient, is dan ook meer dan hemzelf en dat is na afloop duidelijk op de gezichten van de aanwezigen te lezen.

De metamorfose van een ‘angstige, depressieve en overgevoelige jongeman’ naar een gevierd leraar lijkt een grote test voor het ego. Tolle: ‘Het is een uitdaging om door anderen als “speciaal” te worden gezien, terwijl ik weet dat precies het tegenovergestelde het geval is. Ik ben niet speciaal, ik ben in feite compleet onbelangrijk. De persoon die ik ben, heeft niets van doen met de lessen die ik overbreng. De lessen komen voort uit een staat van aanwezigheid. En die staat kan er alleen maar zijn, omdat de persoon zo onbelangrijk is geworden. Het is juist de afwezigheid van de persoon die maakt dat het gebeurt. Als ik dat vergeet, dan verval ik weer in de egoïstische illusie. Dat is bij verschillende leraren gebeurd, na jarenlang te zijn gebombardeerd met projecties van “speciaal te zijn”. Ze gingen er zelf in geloven. De essentie is dat ik voortdurend blijf beseffen dat ik eigenlijk niets doe. Ik heb bereikt dat ik me realiseer dat ik niemand ben.’ Even is hij stil. Dan met een schaterlach: ‘Dat is niet bepaald iets om trots op te zijn, toch?’

In die bescheidenheid ligt zijn kracht. Zijn boodschap is dezelfde als die van de verlichte meesters van alle tijden. Maar zijn eigen ervaring brengt die boodschap voor velen dichterbij. Een Indiase goeroe staat ver af van de meeste mensen – vrijwel iedereen kan zich identificeren met Eckhart Tolle, een gewone man die probeerde te overleven in de westerse consumptiemaatschappij. Tolle is niet bijzonder en wil dat ook niet zijn. Zijn boodschap is ook herkenbaar: verlichting is nu mogelijk. Er is geen lange weg van meditatie, discipline en onthouding nodig om dat doel te bereiken. Verlichting is geen langdurig pad, maar vooral een beslissing: de beslissing om hier en nu aanwezig te zijn.

Met verontschuldiging in zijn stem zegt Tolle: ‘Het streven naar verlichting is het laatste wat je nog moet loslaten. Als je elke dag trouw aan het mediteren bent om verlichting te bereiken, zit je nog steeds in dezelfde modus als degene die zo graag een nieuwe BMW wil hebben. Het is dezelfde conditionering: “In de toekomst…”. Maar er is geen toekomst. Overgave betekent het besef dat er geen staat is om te bereiken. Je geeft je streven naar een bepaalde staat op en verdiept je in wat er nu al is. En dat is meer dan genoeg. Je bent al helemaal jezelf. Er is niets in de toekomst wat je meer jezelf kan maken.’