maandag 21 mei 2012

Adwaita - Johan Andreas Dèr Mouw

Johan Andreas Dèr Mouw (Westervoort, 24 juli 1863 - Den Haag, 8 juli 1919) was een taalkundige, letterkundige en filosoof. Blijvende bekendheid verwierf hij als dichter, onder het pseudoniem 'Adwaita', wat zoiets betekent als 'tweeheidsloze', ook wel non-dualiteit. Hij dichtte de beroemde regels "Ik ben Brahman, maar we zitten zonder meid". Hiermee vatte hij in één zin de problematiek van zijn leven samen: die tussen De Idee en de alledaagse werkelijkheid. De Idee: er is niets dan Brahman dus alles is Brahman, wordt waargenomen in de alledaagse werkelijkheid waarin iemand alledaagse klusjes moet uitvoeren omdat er geen dienstmeid is.

Dèr Mouw studeerde en promoveerde te Leiden in de klassieke letteren, en was leraar aan het gymnasium te Doetinchem, totdat een conflict inzake zijn antichristelijke theorieën, met een felle lastercampagne, een dubbele poging tot zelfmoord en een rechtszaak daaraan in 1902 een eind maakte. Daarna woonde hij als privéleraar in Den Haag.

Als fin-de-siècledichter is Dèr Mouw een relatief onbekende nakomer, zijn poëzie werd pas in 1919, enkele weken na zijn dood, voor het eerst, op enkele publicaties in tijdschriften na, uitgegeven in de dichtbundel Brahman I. Deel II volgde in 1920. Het vertoont opvallende gelijkenissen met het werk van zijn voorgangers. Zo vertolkt Albert Verwey ook de Al-gedachte in zijn poëzie, is Dèr Mouws stijl deels vergelijkbaar met die van Gorters Mei, en was hij evenals Boutens en Leopold een classicus met interesse voor oosterse mystiek. Voornoemde dichters zijn echter allen (veel) bekender dan Dèr Mouw.

Evenals zijn tijdgenoten lijkt hij haast geobsedeerd met de idee van het dualisme in de wereld. Alles wordt bezien vanuit tegenstellingen: goed en kwaad, natuur en cultuur, kunst en wetenschap, gevoel en rede of lichaam en geest. In plaats van zich bij het dualisme neer te leggen, gingen veel kunstenaars en schrijvers op zoek naar een manier om de harmonie te ‘heroveren’. Voor sommigen was dit slechts een intellectueel spel met als ingrediënten filosofie en literatuur.

Maar voor anderen, onder wie Dèr Mouw, was de zoektocht naar harmonie een opdracht waaraan zij hun leven ondergeschikt maakte. Hij ging daarbij alle dogmatiek uit de weg en ging zich daarom ook steeds feller verzetten tegen de Leidse hoogleraar Gerard Bolland, die een hegeliaan was. Keer op keer benadrukt Dèr Mouw in zijn werk de balans die er volgens zijn inzichten bestaat tussen groot en klein, het nietige en het kolossale: een melkweg en een kindertraan.

Harmonie als je reinste innerlijke noodzaak — soms dreef het gemis ervan hem tot wanhoop, maar aan het einde van zijn leven kwam hij tot de bevrijdende conclusie dat de ware wijsheid te vinden is in de mystieke geschriften van het brahmanisme, een verre van uniek standpunt dat hij misschien vond onder invloed van de lectuur van Schopenhauer. Dèr Mouw schreef zijn poëzie vrijwel geheel in de laatste zeven jaren van zijn leven. Het werk bestaat voor het merendeel uit sonnetten(reeksen) en wordt gekenmerkt door een hoogst origineel en oorspronkelijk gebruik van taal en beeldspraak.


'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.
Ik doe in huis het een'ge dat ik kan:
'K gooi mijn vuilwater weg en vul de kan;
Maar 'k heb geen droogdoek; en ik mors altijd.

Zij zegt, dat dat geen werk is voor een man.
En 'k voel me hulp'loos en vol zelfverwijt,
Als zij mijn lang verwende onpraktischheid
Verwent met wat ze toverde in de pan.

En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt
Tot feeërie van wereld, kunst en weten:

Als zij me geeft mijn bordje havermout,
En 'k zie, haar vingertoppen zijn gespleten,

Dan voel ik éénzelfde adoratie branden
Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.

J.A. dèr Mouw



Klik hier voor meer werken van Adwaita

Geen opmerkingen:

Een reactie posten