zondag 17 februari 2013

Oost en West: een culturele Rorschach

Door: Edel Maex

Of ik iets kan schrijven over de aantrekkingskracht van het Oosten op ons westerlingen, zelfs op vrijzinnig humanisten? Met meteen een excuus voor de enorme generalisatie door te spreken over 'het Oosten'.

De generalisatie is symptomatisch op zich. Onze kennis van het Oosten is vaak gering. Hoe geringer hoe meer comfort. Je kunt het zo vaag houden dat je hetzelfde effect krijgt als bij het kijken naar de wolken. Je kunt er eender wat in zien. En wat je ziet zegt heel weinig over de wolken maar wel over je eigen geest.

Zo projecteren we in 'het Oosten' onze verlangens, ons gemis, alles wat we aanvoelen als een tekort in 'het Westen'. Een reis naar Azië kan dan heel ontnuchterend zijn, tenminste als je er in slaagt even van het platgetreden toeristische pad af te wijken.

Zelf ben ik het meest vertrouwd met het boeddhisme. Maar het boeddhisme zoals zich dat nu in het Westen aandient, staat behoorlijk ver af van wat je in Azië aantreft. Wat de meeste westerlingen bij voorbeeld niet beseffen is dat er nergens meer gemediteerd wordt dan in het Westen. Zelfs in Chinese of Japanse zenkloosters, toch de meditatietraditie bij uitstek zou je denken, is meditatie een marginaal gegeven en staat ritueel veel meer op de voorgrond.

Wat kunnen we leren uit deze culturele Rorschachtest? Ik zie twee tendensen. Één die ik bijzonder boeiend vind, één die mij grote zorgen baart.

De eerste tendens heeft te maken met het spanningsveld tussen religie en moderniteit. Voor Kant gaat de verlichting over de moed om zich van zijn eigen verstand te bedienen. Critici van de Islam verwijten haar van nooit de verlichting doorgemaakt te hebben. Dit is mijns inziens geen faire kritiek. Geen enkele religie heeft de verlichting doorgemaakt. De emancipatie van het denken heeft zich nog lang niet op religieus gebied doorgezet. Het middeleeuwse conflict tussen religie en wetenschap is nog altijd even actueel.

'Le cœur a ses raisons que la raison n'a pas.' Misschien heeft de rede zich een beetje geëmancipeerd, het hart zeker niet. We missen zelfs een geschikte woordenschat. Moeten we het hebben over niet-confessionele religie of humanistische spiritualiteit? In het Westen leeft in ieder geval een verlangen naar een religie, levensbeschouwing, spiritualiteit die compatibel is met de moderniteit, de verlichting, de emancipatie van het individu.

In het Oosten ontstond in de vorige eeuw een gelijkaardig verlangen. Door het contact met het Westen gingen oosterse intellectuelen op zoek naar emancipatie. Zij inspireerden zich op Heidegger, Schopenhauer, Nietzsche. Zij lazen William James over de psychologie van de religieuze ervaring. Binnen het boeddhisme ontstonden vernieuwingsbewegingen geïnspireerd op de westerse moderniteit.

Het zijn deze bewegingen die de overstap naar het Westen gemaakt hebben. Over de grens tussen oost en west heen reikten individuen op zoek naar een humanistische spiritualiteit, een religieus beleven ontdaan van dogma en bijgeloof, elkaar de hand. Scharff toont in zijn boeiend essay "Buddhist Modernism and the Rhetoric of Meditative Experience" aan hoe veel van wat wij typisch boeddhistisch noemen, herimport is van westerse ideeën.

Op zich is hier niets mis mee. Het is een positieve evolutie. Vanuit het Westen gezien opent het boeddhisme een perspectief op een (post)moderne religiositeit die humanistisch is, die de individuele ervaring en autonomie waardeert, die op geen enkele manier in strijd is met de rationaliteit en het wetenschappelijk denken.

Een tweede tendens die ik zie, baart mij grote zorgen. Het is een heel onrealistisch idealiseren van goeroes en verlichte meesters.

Als westerlingen gaan we gebukt onder een diep geworteld gevoel van tekort te schieten, van niet goed genoeg te zijn.

Daartegenover creëren we idolen, ideaalbeelden van mensen die de top wel bereikt hebben. We doen dat overigens niet enkel op spiritueel vlak. We verliezen daarbij ieder gevoel voor realisme. Deze idolen moeten dan ook echt perfect zijn. Als ze op een bepaald ogenblik toch al te menselijk blijken en van hun voetstuk vallen, zijn we genadeloos. Hun functie is het om aan onze fantasie te beantwoorden en ons tekortschieten goed te maken.

Met het boeddhisme is het ideaal van de verlichting meegekomen. Een ideaal dat overigens minder oosters is dan we denken en dat erg beïnvloed is door de opvattingen van William James over mystiek en de religieuze ervaring.

Ons verlangen naar de ideale meester creëert vacatures die blijkbaar snel ingevuld worden. Het is schokkend te zien hoe bereid we in het Westen zijn om te geloven in verlichte leraren. Alle rationaliteit, alle autonomie evaporeert oog in oog met iemand die zich als verlichte leraar presenteert. Kants verlichting kan niet verder weg zijn. Afhankelijkheidsrelaties inclusief alle daarbij horende misbruiken zijn dan ook legio.

Het boeddhisme brengt een grote rijkdom aan praktijken en filosofisch debat met zich mee. We hebben hier in het Westen nog maar net het tipje van de sluier opgelicht. Daarenboven is het voor ons, anders dan in het Oosten, niet belast met met een premodern verleden. Dat biedt enorme mogelijkheden. Maar we zien met het boeddhisme onvermijdelijk ook een premodern Azië meekomen.

De cruciale vraag is of het contact met het Oosten en in het bijzonder het boeddhisme ons verder de (post)moderniteit in brengt of of ons meteen via sterk hiërarchische en afhankelijke leerling- leraarrelaties meteen terug de middeleeuwen in katapulteert.

Het blijft een open vraag hoe wij hier in het Westen zullen mee omgaan. De keuzes liggen bij ons. De geschiedschrijvers van de komende generaties zullen ons antwoord formuleren.

Bron: Leven in de Maalstroom Blog




zondag 10 februari 2013

Tibetaans boeddhisme en de dalai lama

Het Tibetaans boeddhisme is de vorm van boeddhisme die aan het einde van de 7e eeuw in Tibet ontstond en zich daarna gaandeweg ontwikkelde. Het heeft zijn wortels vooral in India, met name in het Mahayana-boeddhisme en het Vajrayana. Daarnaast onderging het nog andere invloeden.

Het Tibetaans boeddhisme is de dominante religie in Tibet, in het noorden van Nepal, in Bhutan, in delen van het huidige India, in Mongolië en in delen van Rusland.

De dalai lama (de term betekent 'oceaan van wijsheid') is sinds 1578 de belangrijkste spiritueel leider in het Tibetaans boeddhisme. Vanaf de regering van de grote vijfde dalai lama, Ngawang Lobsang Gyatso, in 1642 tot aan de Tibetaanse diaspora in 1959 was de dalai lama ook de hoogste politieke leider van Tibet.

De huidige, veertiende dalai lama is Tenzin Gyatso; hij werd geboren in 1935. Hij kreeg in 1989 de Nobelprijs voor de Vrede vanwege zijn pogingen het land Tibet zonder geweld te bevrijden en zijn constructieve voorstellen voor de oplossing van internationale conflicten, de mensenrechtenvraagstukken en de milieuproblemen.

De dalai lama wordt door veel volgelingen van het Tibetaans boeddhisme gezien als hun spiritueel leider. Door Tibetanen en vele anderen over de hele wereld wordt het bewind van de Volksrepubliek China in Tibet niet erkend; zij beschouwen de dalai lama nog steeds als de politiek leider van het land. Na zijn vlucht uit Tibet leidde hij de Tibetaanse regering in ballingschap, tot hij in het kader van de politieke hervormingen in 1990 de macht overdroeg aan het Tibetaans parlement in ballingschap, dat rechtstreeks gekozen wordt.

Zijn gedachtegoed baseert Tenzin Gyatso op drie belangrijke thema's: universele verantwoordelijkheid (hij noemt dat ook wel seculiere ethiek), zijn bijdrage als boeddhistisch leraar waarmee hij ook het onderling respect van mensen van verschillende wereldreligies wil versterken en de Tibetaanse kwestie waarbij hij geweldloos streeft naar rechtvaardigheid.

Elke morgen staat hij om 3:30 uur op en mediteert hij de eerste vier uur van de dag. Hij doet dit op de grondlagen van compassie, en om na te gaan wat hij kan betekenen voor zijn volk, de Chinese broers en zussen en de rest van ons. Ook bereid hij zich tijdens deze meditatiesessies voor op de dood.

Universele verantwoordelijkheid
Een van de drie thema's noemt de dalai lama universele verantwoordelijkheid of seculiere ethiek. Hiertoe rekent hij voornamelijk: compassie, vergeving, tolerantie, tevredenheid en zelfdiscipline. Compassie is volgens hem meer dan de gebruikelijke genegenheid voor familie en vrienden. Het gaat bij hem ook om liefde voor je vijand. Compassie is voor hem de eigen wensen aan de kant schuiven en jezelf in dienst stellen van het algemeen belang. 

Hij gaat ervan uit dat alle mensen gelijk zijn en we allemaal geluk willen en niet willen lijden. Tenzin Gyatso vindt deze ethiek universeel en dat het streven naar een gelukkig leven een streven is van alle voelende en denkende wezens. Hiertoe rekent hij in het bijzonder de mensheid, ongeacht welk ras, nationaliteit, geslacht en religie of het al dan niet hebben van een religie. Men moet niet alleen het eigen geluk nastreven, maar moet ook rekening houden met de verlangens en gevoelens van andere mensen. 

Dit betrekt hij ook op landen en organisaties. Hij ziet hebzucht en egoïsme als oorzaken van oorlog en de grote mate van materialisme in het Westen als reden voor veel problemen in de wereld. Medeleven, begrip en het zoeken naar evenwicht ziet hij als manieren om oorlogen en problemen op te lossen. Hij heeft een duidelijke mening over wat goed en kwaad is, maar gelooft dat er vele verschillende paden zijn om tot het goede te komen.

"In de huidige, sterk onderling afhankelijke wereld, kunnen mensen en naties veel problemen niet langer zelf oplossen. We hebben elkaar nodig en moeten daarom een gevoel ontwikkelen van universele verantwoordelijkheid. Het is onze gezamenlijke en persoonlijke verantwoordelijkheid om de wereldfamilie te beschermen en te voeden, haar zwakkere leden te steunen en het milieu te onderhouden waarin we allen leven."   —  Tenzin Gyatso 

Zie ook de uitgebreide artikelen over Tibetaans Boeddhisme en de Dalai Lama op Wikipedia.