woensdag 28 september 2011

Tat Tvam Asi

Velen van ons hebben wel eens gehoord van de beroemde Sanskrietspreuk 'tat tvam asi' (Jij bent Dat) uit de Upanishads, de bijna drieduizend jaar oude religieusfilosofische dialogen uit India. Samen met onder andere de Bhagavad Gita worden de Upanishads gerekend tot de rijke verzameling teksten die gezamenlijk het slotstuk van de Veda's vormen, de Vedanta.

Deze Upanishads geven in een levendige stijl allerlei tijdloze discussies tussen leraren en hun leerlingen weer over de aard van onze kennis en onze werkelijkheid. Niet alleen handelen zij over de kennis van ons persoonlijke zelf - onze meest intieme binnenwereld - maar ook over onze kennis van alles wat buiten ons schijnt te bestaan, zoals andere wezens, de dingen, de natuur, de wereld, het universum, god, goed en kwaad.

De kennis die wij uit onze dagelijkse ervaringen putten, wordt gekenmerkt door al de scheidingen en tegenstellingen die wij bewust en vooral onbewust aanbrengen. Niet 'Ik ben Dat' ervaren wij, maar 'Ik ben Dat niet'. Eindeloos zijn de verschijnselen die wij gewaar worden. Hier ben ik en daar buiten mij is al het andere met al zijn talloze vormen, namen en vaak onaangename eigenschappen. 'Tat tvam asi' beweert nu juist op de meest kernachtige wijze dat er geen wezenlijk onderscheid is tussen het ware Zelf (Atman) en het Absolute (Brahman). Atman en Brahman zijn, volgens de Upanishads, identiek; zij staan voorbij alle mogelijke scheidingen en tegenstellingen, voorbij de vormen, namen en welke eigenschappen dan ook. Er is sprake van a-dvaita, van non-dualiteit. Geen enkele tegenstelling of gescheidenheid blijkt dan nog reëel. Buiten het grenzeloze Atman = Brahman' kunnen we ons niets voorstellen. Alles rust en voltrekt zich hierbinnen, alles wordt erdoor gedragen en doordrongen.

Tot zover voor velen in theoretische zin niets nieuws onder de zon: een kind kan de Upanishadische was doen. Maar wat betekent deze abstracte formule met haar ogenschijnlijk o zo heldere eenvoud van een elegante natuurkundige vergelijking nu werkelijk in ons eigen leven? Althans, wat kan zij voor ons betekenen, meer dan alleen een fraaie dichterlijke, academische of pseudo-diepzinnige uitspraak?

Haar levende betekenis kan niet zonder meer worden geopenbaard; zij moet letterlijk en figuurlijk worden ontdekt door het pad van inzicht op te gaan; van oudsher de weg van jñana-yoga genoemd.

Ware kennis kan volgens de Vedanta alleen worden gerealiseerd door de spiegelingen van het eigen zelf volledig bewust tegemoet te treden. Alleen door werkelijk, moedig en open - oftewel volledig bewust, ernstig en aandachtig - de spiegelingen van het eigen zelf tegemoet te treden, kan volgens de Vedanta ware kennis worden gerealiseerd. Hier weerklinkt het aloude 'ken uzelve'. Naast dit pad van kennis (jñana) wordt er overigens een aantal andere paden naar ultieme zelfrealisatie onderscheiden, zoals het pad van devotie (bhakti) en het pad van handelen (karma). Afhankelijk van de persoonlijkheid en ontwikkeling kiest men het pad dat hem of haar in deze levensfase of in dit leven past. Deze paden worden ook wel als aanvullingen op elkaar beschouwd of als verschillende aspecten van een en dezelfde weg naar bevrijding (moksha).

Boeken over de Vedanta:


Hoe onderzoeken wij nu ons zelf en wat is het zelf eigenlijk? 'Atman = Brahman' is hier doel en middel, vraag en antwoord tegelijk. Door dit indachtig te zijn en te beamen, kunnen wij voortdurend ons zijn en ons bewustzijn bewust zijn en verruimen. Ook kan de weg van de ontkenning worden gevolgd, zoals verwoord in een andere Upanishadische kernspreuk 'neti, neti' (niet dit, niet dat). Dan zien wij in wat wij allemaal niet zijn. Niet dit lichaam, niet deze geest. 'Tat tvam asi' en 'neti, neti' zijn twee kanten van een en dezelfde munt.
Door deze reflectie op onszelf en onze situatie kunnen wij tot een steeds doorleefder inzicht komen.

Dit inzicht kan ook tot stand komen door de spiegels die het gesprek of de persoon van de ander - in het bijzonder de goeroe - ons biedt. Zo kan het diepe, vervullende maar niet zelfzuchtige inzicht dagen dat wij en de ander niet samenvallen met al datgene waar wij tot dan toe onszelf en de ander mee vereenzelvigden. Wij zien in dat door die ont-perking of ont-spiegeling van onszelf en de ander wij niet wezenlijk verschillen van de ander. Advaita zal zich steeds meer kunnen realiseren: steeds minder zullen wij ons zelf beperkt beschouwen als een afgescheiden knooppunt of verzameling van bepaalde eigenschappen (guna's) en allerhande innerlijke en uiterlijke conditioneringen.

De onwetendheid (avidya of ajñana) van onze beperkte persoonlijke kennis bestaat dus uit het geloof in de verschijnselen die zich als tegenstellingen en scheidingen in ons denken voordoen. Dit wordt door inzicht doorzien en doorbroken door de spanningen die het beperkte denken met zich meebrengt los te laten. Ons verknoopte zelf-zijn wordt daarmee ontward en verruimd. Van een speelbal van alles en iedereen worden wij speelbal, speelveld, speler en het spel zelf.

Openheid, oftewel de waarheid (Sat), het bewust-zijn (Chitt) en de vreugde (Ananda) van 'Atman = Brahman' zullen zich dan als vanzelf aandienen en spontaan bloeien. Er ontstaat een kennis die transpersoonlijk is, als een licht dat door en over ons en alles schijnt. Wij verwezenlijken en (h)erkennen dan steeds meer onze fundamentele persoonlijkheid, die zich niet laat vatten in conceptuele en psychologische termen: ons ware Zelf. Deze blijkt alomtegenwoordig en er altijd geweest te zijn. Onscheidbaar persoonlijk-onpersoonlijk is zij subtiel aanwezig in alles in de wereld van verschijnselen die wij als feiten waarnemen (maya).

Nu lijkt dit alles een zeer zware, zo niet onmogelijke opgave voor ons, alledaagse mensen die geen heiligen kunnen of willen zijn. Maar wij hoeven slechts te starten met een geringe inspanning: eenvoudigweg kijken naar en vertrouwen op onze persoonlijke intuïtieve ervaring - de ervaring dat wij niet alleen maar zijn wat wij zijn volgens onze maatschappelijke rollen en volgens de eigenschappen en begrenzingen die ons zijn toegedicht. Hebben wij immers niet nu en dan de indringende ervaring dat wij niet volledig samenvallen met ons lichaam, onze gevoelens, onze gedachten of handelingen?

Verliezen wij niet soms ons van alles verlangende ego in momenten van volledige ontspannenheid? Ervaren wij niet af en toe een niet onder woorden te brengen eenheid met dat wat buiten ons is? Wij hoeven dus niets nieuws te leren, maar slechts in te zien wat wij reeds weten en ervaren: niet alleen theoretisch, maar ook praktisch kan een kind de Upanishadische was doen!
Al deze al te menselijke ervaringen - hoe nietig en onbewust dan ook - van het 'tat tvam asi' en het 'neti, neti' kunnen onze aandacht krachtig doen richten op de mogelijkheid van de advaita van 'Atman = Brahman', op de werkelijkheid van Sat, Chitt en Ananda. Hier is geen sprake van wereldverzaking.

Juist uit het opdelen van de wereld in allerlei tegendelen spreekt een verzaking van al wat is. Advaita richt zich op de wereld zoals wij die van alle dag kennen en tegelijkertijd op de grondslag van al wat is, op Brahman. Terwijl wij bij al deze en soortgelijke termen en frasen intuïtief beseffen, dat ook zij steeds tekort schieten als omschrijving van de ultieme werkelijkheid, weten wij ook dat ze ernaar verwijzen kunnen en ons de weg wijzen.

OHM Vani 6e jaargang nr 3, juli/september 2000. 1 juli 2000.
auteur: Vinod Bhagwandin
datum: 1-7-2000

Geen opmerkingen:

Een reactie posten