zondag 18 december 2011

Satsang, het Onomstotelijke en de meningen, Deel 2

Oosterse Verlichting en westerse Verlichting
door Philip Renard

I

Er is een oosterse Verlichting en een westerse Verlichting. 1
Ze zijn volstrekt verschillend.
Ze zijn beide belangrijk.

De oosterse Verlichting betreft de essentie,‘het wezen der dingen’, en de westerse Verlichting is het instrument om strijd en macht te ontwaren op plaatsen van ontkenning.

Oosterse Verlichting betreft het Onomstotelijke, en westerse Verlichting betreft meningen en menings–uiting.
Vandaar komt de term ‘Vrijheid van meningsuiting’.

II

Vrijheid van meningsuiting is een groot goed.
In de zegen van deze meningsvrijheid mag ik de mening uiten dat het om een Middenweg gaat, een Midden tussen Oost en West, een waarachtige inclusiviteit, waarin beide hun ware grootsheid behouden.
In mijn ogen zou dát pas wijsheid zijn. Ik noem het wel eens ‘de Volledigheid’.
Pas zodra de grootsheid van Oost en West wordt geïntegreerd, kun je van Volledigheid spreken.
Misschien kan de aarde eigenlijk niet meer zonder deze Volledigheid, zonder deze wijsheid.

III

Er wordt wel eens gesproken van ‘de hoogste waarheid’.
Woorden als ‘hoogste’, ‘belangrijkste’, ‘meest wezenlijke’ enzovoort hebben vaak tot misverstand geleid.
Razendsnel kan dat wat op onschuldige wijze als ‘het hoogste’ wordt aangeduid, door een ander geïnterpreteerd worden als een machts–term.
Degene met de ‘hoogste’ mening neemt de ‘hoogste’ positie in, en krijgt dan zijn zin, krijgt macht, en een ander moet zich hierin schikken.

Overal is dit gebeurd, in het oosten en in het westen.

IV

Zo werd degene die iets van het wezen der dingen zag tot een magiër, een ‘weter’, en zo tot beïnvloeder, raadsheer en profeet, of benoemd tot paus of zelfs tot koning gekroond – hij werd een machts–figuur.
De taal bleef dezelfde, ‘hoogste’ bleef ‘hoogste’, ‘belangrijkste’ bleef ‘belangrijkste’.
In de naam van dit ‘hoogste’werden talloze misdaden gepleegd, gesanctioneerd door ‘heilige’, dus ‘hoogste’ boeken. Een kiem van deze vergissing is bijvoorbeeld terug te vinden in een uitspraak die de Eeuwige in de mond werd gelegd, vlak voor het aanstellen van de eerste aardse koning van Israël:“Ze verwerpen juist mij als hun koning. Zo is het altijd gegaan, vanaf de dag dat ik hen uit Egypte heb geleid tot nu toe.”2

V

Westerse Verlichting is groots in het niet meer accepteren van deze vervalsing van wat waar is, vervalsing van de ‘hoogste’ waarheid. Het machts-element erin werd ontmaskerd,en een terechte scheiding gecreëerd tussen ‘kerk’ en ‘staat’. Hoe kwalijk nieuwe machtsstructuren daarna soms ook werden, feodalisme en slavernij werden op veel plaatsen vervangen door ‘gelijkheid van rechten’.

VI

Westerse Verlichting is niet groots in de visie dat het ‘hoogste’alleen maar met macht te maken heeft.
Dat is een vergissing, precies dezelfde als in de visie van de ‘niet-verlichten’3 waarin ‘Onze God de Hoogste is’. Beide visies zijn in feite primitief.

Voor- en tegenstanders van deze ‘God ’hanteren dezelfde beperking, waarin ‘God’door beide geïnterpreteerd wordt als Hoogste Entiteit, of Machtigste Persoon. Met andere woorden dit hoogste blijft een Iets of Iemand, met daarbij dan natuurlijk aan ‘verlichte’ zijde een meewarige lach omdat zo Iets of Iemand niet bestaat. Zo meldden Russische kosmonauten, voor het eerst terugkerend uit de ruimte, vergenoegd: ‘Nee hoor, Hem niet aangetroffen.’
Uiteraard. Er valt niet Iets of Iemand aan te treffen.

VII

Hoewel een paar westerlingen al schreven: “God is een louter niets” en “Men kan god slechts kennen door niet-weten”,4 heeft dit nooit veel indruk kunnen maken. In westerse Verlichting is dit nooit verwerkt.

Dat het bij het ‘allerhoogste’ of ‘absolute’om een Gat gaat, Niet–iets, louter Leegte – weliswaar stralende, kennende Leegte, maar toch Leegte – dat is voor beide partijen te veel, voor zowel ‘gelovigen’ als ‘ongelovigen’.

VIII

Westerse Verlichting is niet groots in het beperken van het kennen tot het denken, de rede.
Kennen op zich wordt zo niet opgemerkt.

Dat is verwonderlijk. De claim op ‘het willen onderzoeken van wát dan ook’ wordt opeens pretentie.
In westerse Verlichting gaat het over wat gekend wordt: kennis, nooit over kennen als zodanig, kennen zonder meer kennen op zich louter Kennen – dat wat al het andere mogelijk maakt.
Als er geen kennen van een wereld zou zijn zou de ‘wereld’ niet opgemerkt worden, met andere woorden ‘niet bestaan’.

Vandaar de uitnodiging om nu te onderzoeken wat kennen op zich is. Bijvoorbeeld via de vraag ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’ Als deze vraag werkelijk wordt toegelaten kan herkend worden dat iets voorafgaat aan alle onderwerpen, ideeën, verhalen, meningen, objecten, enzovoort, aan alle denken en voelen. Dit is het eerder genoemde Gat het Gat van Kennen–op–zich – de onderbreking van ieder weten.
Aan al onze ideeën en meningen wordt constant ‘licht’ oftewel kennen geschonken, vanuit dit stralende Gat.

IX

Waarlijk diepgaand zou een onderzoek zijn als er vragen worden gesteld als ‘Wat wordt mogelijk gemaakt door wat?’, ‘Wat komt nu voort uit wat?’, ‘Wat maakt dit huidige opmerkbaar?’
Met andere woorden een onderzoek naar de oorsprong niet de oorsprong in de geschiedenis, geen vraag over ‘schepping’ of ‘evolutie’ (wat pogingen zijn van ooit naar ooit, concepten buiten het beleefbare), maar huidige, ‘beleefbare’ oorsprong, huidig ‘licht–schenkend’ kennen, dat werkelijkheid schenkt aan dit moment.

Vragen zijn ook te verwoorden als: ‘Wat verschaft aan het huidige beleven van die de kennende kwaliteit?’,
‘Wat maakt dit huidige kennen mogelijk?’, ‘Is er ‘iets’ dat voorafgaat aan een nu oprijzend iets (aan een idee, een mening, een object enzovoort)?’ Je zult zien dat je steeds bij hetzelfde uitkomt, bij wat ik hier het ‘Gat’ noem: Niet–iets. Niet–iets is constant stralend, kennend, licht–schenkend, werkelijkheid–schenkend.

Dit Gat gaat vooraf aan al het andere, aan alle objecten van ons kennen, aan alle concepten, alle ideeën.
Zolang niet wordt opgemerkt dat er doorlopend onderbrekingen zijn tussen de objecten, concepten enzovoort die we waarnemen, en dat deze onderbrekingen weliswaar niet ‘iets’ zijn, maar wel aan alle ‘ietsen’ ruimte geven dankzij de licht–schenkende aard die ononderbroken is, zal kennen als zodanig niet worden opgemerkt, omdat concepten onze aandacht opeisen, met hun verhaal, hun inhoud, hun ‘terechtheid’, hun ‘belangrijkheid’ of ‘urgentie’.

X

Concepten zijn de kern van alle meningen, en daardoor de kern van alle meningsverschillen, van alle conflicten, van alle strijd. Zonder concepten geen strijd.

Het Conceptloze betekent Niet–strijd. Niet–strijd is de wezenlijke natuur van de mens – hoeveel strijd er ook moge opkomen als opwelling, als reactie, als gevolg van verleden. De wezenlijke natuur gaat daaraan vooraf.

XI

Oosterse Verlichting is de uitnodiging om het Conceptloze op te merken: Niet–weten, wat hetzelfde is als Niet–strijd. Hoewel het beschrijven hiervan alleen kan gebeuren via concepten en dit schrijfsel dus nog ‘kerk’ is, gaat het daadwerkelijk herkennen van het Conceptloze vooraf aan alle indelingen en hiërarchieën, dus ook vooraf aan ‘kerk’ of ‘staat’, en hoort bij geen van beide.

Het schrijven dat dit herkennen of beseffen voorafgaat aan alle concepten, meningen en indelingen is niet een truc, om tóch weer ‘hoger’ of ‘belangrijker’ te zijn, met andere woorden machtiger.

Oosterse Verlichting is niet hoger of machtiger dan wat dan ook. Oosterse Verlichting betreft je eigen ware natuur, de ware natuur van de mens, die voorafgaat aan ‘individu’, voorafgaat aan ‘verschil’, voorafgaat aan 'weten’ of concept, voorafgaat aan strijd. Dit voorafgaan is een ware Hiërarchie – een die geen enkele macht heeft. Zodra er wel macht in het spel blijkt, is meteen de ontmaskerende blik terecht van westerse Verlichting.

XII

Westerse Verlichting is groots in de aandacht die geschonken wordt aan ontmaskering.
Ontmaskering van machtsmisbruik, van valsheid, corruptie, en vooral van ontkenning is van groot belang.
Ook al gaat iets wel eens te ver, zodat een soort nihilisme overblijft, geheel en al ‘zonder waarden’.

Oosterse Verlichting kan een schuilplaats bieden voor ontkenning – het wegmoffelen van negatieve elementen, elementen van onzichtbare strijd en macht.
Vandaar het vitale belang van de westerse Verlichting, die bij ontkenning dóór blijft vragen, alle zaken blootleggend, zonder eerbied voor hoog of laag.

XIII

Toch gaat oosterse Verlichting vooraf aan de westerse. Dit noem ik de ‘Heilige Volgorde’.

Steeds blijft het beseffen of herkennen van je ware natuur (de ware natuur van de geest het wezenlijke – al het andere is hierin vervat, komt hieruit voort, komt hierna, en nooit andersom.
Voorafgaan wil zeggen dat Niet–strijd altijd, hoeveel strijd er ook woedt, de ware natuur blijft, en als zodanig ook kan worden opgemerkt, en kan worden beluisterd als ‘het meest waar’.

Zodra mensen bereid zijn steeds weer eerst te luisteren naar Niet–weten (Niet–strijd, oftewel Vrede) zal gaandeweg strijd in de wereld kunnen afnemen. Jouw ware natuur is precies hetzelfde als mijn ware natuur: louter Niet–strijd, oftewel Vrede.5

XIV

In het huidige tijdsgewricht is behoefte aan mensen die zelf daadwerkelijk hun ware natuur beseffen als louter Bewustzijn, louter Niet–weten, en die herkennen dat Niet–weten de bron is van ware intelligentie.
Er is behoefte aan mensen die met deze intelligentie, volledig luisterend naar Niet–weten zich wijden aan het vinden van de juiste taal om ‘oosterse Verlichting’ te verduidelijken aan de aanhangers van ‘alleen–westerse Verlichting’. Het komt neer op een totaal–vertaling maken, in een taal die weliswaar niet op academische codes en dergelijk vaststaand ‘weten’ is gebaseerd, maar die wel gebruikmaakt van waarachtige intelligentie.

Waar nu behoefte aan is is integratie, integratie van beide Verlichtingen. Niet om ‘het oosten ook mee te laten doen’, maar omdat de wereld oosterse Verlichting werkelijk nodig heeft, om niet verder dol te draaien – en om vrede mogelijk te maken. Het moet duidelijk worden dat het om iets gaat dat oneindig veel werkelijker is dan wat tot nog toe wordt opgemerkt, zoals ‘Tao voor managers’ en een Boeddhabeeld in de kamer. Het gaat om een herkenning van wat werkelijkheid is.

XV

De ware natuur van de mens is groots, het meest grootse wat er is, ook al noem ik het een ‘Gat’, of Leegte, Conceptloosheid, of louter Kennen. Elke term ervoor is ernaast. Het is volkomen Niet–weten. Elke milliseconde schenkt het werkelijkheid aan je huidige beleving.

Het gaat, zowel in Oost als in West,alleen maar om een daadwerkelijk besef van werkelijkheid – met een daaruit voortvloeiende bereidheid alles daarin aan te treffen en erover te communiceren.

Verschenen in InZicht van september 2009; p. 22-27. www.inzicht.org



NOTEN

1. ‘Oosterse Verlichting’ wordt hier als term gebruikt om een perspectief aan te geven, niet om een norm te hanteren over het al of niet gerealiseerd–zijn ervan. ‘Westerse Verlichting’ wordt als term gebruikt om aan te geven wat nu nog van waarde genoemd kan worden van de filosofische stroming uit de 18e eeuw. De term ‘Verlichting’ is voor beide identiek in het Nederlands en Engels, maar in het Frans en Duits zijn de termen verschillend.

2. 1 Samuel 8: 7–8. Dit betreft het Israël uit de 11e eeuw vC. Vertaling ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’, 2004.

3. ‘Niet–verlicht’ zoals gezien vanuit de westerse visie. Wat betreft het hierna genoemde ‘Russische’: ook de Sovjet–Unie was een product van de westerse ‘verlichte’ visie.

4. Respectievelijk Angelus Silesius en Meester Eckhart. De term ‘verlicht’ werd overigens in het Westen al door mystici gebruikt (bv. iemand als Jacob Böhme werd ‘hoogverlicht’ genoemd); dit betrof een geheel ander verlicht–zijn dan bedoeld door de latere westerse Verlichtings–filosofen.

5. De herkenning van je ware natuur brengt eerst innerlijke conflicten tot oplossing; innerlijke vrede en uiterlijke vrede blijken dan in elkaars verlengde te liggen.

6. ‘Totaal–vertaling’ duidt op de noodzaak een heel specifiek perspectief over te zetten, ter integratie met een volledig verschillend perspectief.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten