zaterdag 3 augustus 2013

Taoïsme en levenskunst: harmonie met de natuurlijke orde

Een moderne moraal legt geen regels op, maar ondersteunt de natuurlijke neigingen tot het goede. Deugden die het vrije individu trainen in dat waar hij goed in is, in plaats van hem te beperken maken zo’n moraal praktisch. De 21e eeuw vraagt om een ethiek die geen regels en wetten formuleert, maar juist de verlammende werking van regels laat zien. Prof. Maarten van Buuren wil op zoek naar zo’n natuurlijke moraal, en het taoïsme is daar een eerste voorbeeld van. Zo blijkt uit zijn lezing in de serie Levenskunst, Wu wei, doen door niet te doen.

Het taoïsme van de Chinese wijsgeer en dichter Lao Tse is in de vierde eeuw voor Christus opgetekend in het beroemde boek Tao Te Ching. Het bestaat uit 81 hoofdstukken of gedichten. In die vorm tekent zich al af dat ‘dao’ niet verwijst naar een ethische imperatief of naar een set leefregels. Anders dan bijvoorbeeld de leer van Confucius, die wel bestaat uit zulke regels en waartegen Lao Tse zich met zijn eigen werk afzette. Hij schrijft dan ook niet voor de machthebbers of om een hiërarchische orde te bestendigen, zoals Confucius deed. Dao is dynamisch, natuurlijk, niet humanistisch en soms zelfs meedogenloos.

Hoe komen we weer in tune met de natuurlijke weg, met dao? Hoe zorg je dat je weer ‘spoort’? En waarom is dat eigenlijk iets om na te streven? Zo min als het bestaan van een ‘universele orde’ vanzelfsprekend is, hoeft het volgen daarvan nastrevenswaardig te zijn. Eenvoudige oefeningen kunnen je in aanraking brengen met de dao en je de harmonie laten ervaren die uitgaat van het ‘sporen’ ermee, aldus Maarten van Buuren. Meditatie is de bekendste, maar voor hemzelf werkt fietsen het beste. Wat volgt is een persoonlijke ‘tao van het fietsen’. Twijfels over bestaan en nut worden daarmee weggenomen: het bestaan van de orde ervaar je via die oefeningen. En het is nastrevenswaardig omdat in die ervaring iets als het goede leven werkelijkheid wordt. ‘Geluk,’ durft Maarten van Buuren het zelfs te noemen. En bovendien ontvankelijkheid, waarin kennis en oplossingen zich aandienen zonder dat je ook maar hoeft na te denken.

Daarmee is nog niet gezegd wat ‘doen door niet te doen’ eigenlijk inhoudt. Is het gewoon een soort ‘go with the flow’, waarbij je alle regels afwerpt om op zoek te gaan naar je kern, liefst achteroverhangend en genietend van het nietsdoen? Dat klinkt wel erg gemakzuchtig. Ten onrechte, zegt Van Buuren, want wu wei duidt op een zorgrelatie. Zorg voor een ander – denk bijvoorbeeld aan de opvoeding van een kind, waarbij stimuleren belangrijker is dan verbieden. Juist door te veel regels in te stellen, zal het kind ontaarden. Hetzelfde geldt bij de zorgrelatie voor jezelf. Harmonie met de dao bereik je door steeds verder terug te gaan en steeds meer regels en obstakels af te leggen, tot je de ‘oorspronkelijke leegte’ bereikt.

Dit zal voor veel mensen ver van hun bed klinken. Kan het taoïsme wel een moraal voor onze tijd zijn? Staat er niet te veel techniek en afleiding tussen het individu en de wereld? Is het volgen van de natuurlijke orde nog wel een optie in onze door en door gemedieerde werkelijkheid? Een andere vraag kan zijn of in onze tijd het teruggaan tot de leegte, door het afleggen van alle grenzen en beperkingen niet automatisch leidt tot een extatische volheid.

In de volgende lezingen over Levenskunst: deugden en ondeugden zullen dit soort vragen ongetwijfeld terugkomen. De volgende keer, op woensdag 9 november, gaat het over Aristoteles. De lezing van Maarten van Buuren kijk je hier terug: Wu wei: doen door niet te doen.




zaterdag 27 juli 2013

Taoïsme en Time Management

Geschreven door Bert van Ravenhorst.

Op een reis naar China en India heb ik vele tempels bezocht. Daar viel mij altijd de rust op die de monniken uitstraalde. Waar kwam die rust toch vandaan? In het dagelijks leven ben ik manager en wordt ik beheerst door een strakke planning. Dat vind ik meestal prima, maar soms verlang ik ook wel naar wat minder agendadwang. In de cursus Oosterse filosofie, die ik onlangs heb gevolgd, viel mij de benadering van tijd op door het taoïsme. Daarop ben ik verder gegaan en tot interessante ontdekkingen en lessen gekomen.


Het taoïsme trachtte evenals het confucianisme een antwoord te geven op de sociaal-maatschappelijke crisis in China ten tijde van de Periode der Strijdende Staten (403-221 v. Chr.). Waar het confucianisme de oplossingen vooral zocht in het opleggen van regels ging het taoïsme uit van een zo groot mogelijke vrijheid en spontaniteit zonder inmenging door heersers.

Net zoals het taoïsme een antithese is van het confucianisme is het dat ook van onze gereguleerde maatschappij. Het taoïsme is daarmee tevens een antithese van het strakke indelen van de tijd, zoals dat in onze westerse wereld wordt gedaan. Deze ver van ons afstaande leer heeft ons echter veel te vertellen om ons leven meer in balans te brengen.

In de taoïstische denkwijze gebeuren of bestaan de dingen als zodanig en is de natuurlijke orde een gegeven. De onbenoembare Tao vormt de bron waaruit het hele universum is voortgekomen en nog altijd voortkomt. Hiertegen dient men zich niet te verzetten. Om geluk te bereiken moet men in harmonie met het Tao streven naar een leven van eenvoud en natuurlijkheid, zonder in te grijpen in de natuurlijke gebeurtenissen.

Deze leer gaat niet uit van causale verbanden, waar wij in de westerse filosofie wel van uitgaan. Wij gaan uit van logische verklaringen. Volgens het Tao gebeurt niets zomaar. Alles is met elkaar verbonden. Het is onze taak aandacht te besteden aan de signalen die we ontvangen en de grote patronen te leren zien. In het westen daarentegen gaat men niet uit van grote gehelen, maar van verdelen. Wij splitsen op en hebben geen oog voor het grote geheel.

Het taoïsme sluit nauw aan bij de natuur. Zo hebben de seizoenen allen hun eigen kenmerken. De acties die bij een seizoen horen moeten ook doorlopen worden. Zo staat de lente voor een periode van voorbereiding, de zomer is de tijd van groeien en bloeien, de herfst is er om te oogsten en de winter is tenslotte de periode om weer op krachten te komen. Ingaan tegen deze cyclus is geforceerd en betekent dat je heel hard moet werken. Het is verstandig om je activiteiten daarop aan te sluiten. Zaaien doe je bijvoorbeeld niet in de winter en de eieren van vogels komen niet uit in de herfst met de dreigende winter voor jonge kwetsbare dieren voor de boeg.

Zo moet je ook in de plannen die je maakt niet tegen de natuur ingaan. Wij hebben in het westen die binding met de natuur verloren. Wij willen alles op het moment dat wij dat willen, ongeacht het seizoen. Zo installeren wij airconditioning om in hetzelfde tempo door te kunnen werken en sturen we ouderen naar huis omdat ze het vereiste werktempo niet meer aankunnen. Wij manipuleren de natuur en zijn dat normaal gaan vinden. Aansluiten bij de natuur en de stroom die daarbij hoort leidt volgens het taoïsme tot veel minder moeite. Forceren dat dingen gebeuren op de tijd die wij kiezen gaat in tegen alle natuurwetten.

Goed en fout zijn situatie gebonden. In de juiste situatie is niets fout.
Zonder de juiste situatie is niets goed.

Er is een natuurlijk einde aan alles. Het is verstandig om te weten wanneer de tijd is gekomen om met een activiteit te stoppen. Je herkent dit moment wanneer duwen en trekken niet meer helpt. Harder werken heeft dan geen zin meer. Dat is het moment om jezelf los te maken en verder te gaan.

Harder duwen helpt ook niet in situaties die geduld vereisen. Geduld is een belangrijk aspect in ons leven als het gaat om het kiezen van het juiste tijdstip. Het is ook een zaak van vertrouwen. Vertrouwen dat het juiste moment om in actie te komen zich zal voordoen. Het gaat om vertrouwen in het proces. Als we dat hebben zijn we beter uitgerust om de natuurlijke cyclus te zien. Het goede ogenblik is gemakkelijk te herkennen. Het is er wanneer de handelingen bijna uit zichzelf op hun plaats lijken te vallen.

Hait en Hunt beschrijven vier taoïstische beginselen.
  1. De eerste is weerstandloosheid. Wacht het juiste ogenblik af en neem de tijd om uit te zoeken welke richting de gebeurtenissen nemen voordat je tot handelen komt. Wanneer we geen weerstand bieden, maar ons ontspannen en de ervaring toestaan zich te ontvouwen behouden we onze krachten.
  2. De tweede is individuele kracht. Door onszelf toe te staan een stap achteruit te doen en de kwestie te analyseren, nodigen we intuïtie en gevoel uit een rol te spelen in onze beslissingen. Belangrijk is dat we ons blijven richten op de kern van de zaak.
  3. Het derde beginsel is evenwicht. Niet alleen maar rennen van activiteit naar activiteit, maar uitgaan van onze innerlijke behoeften die vragen om een balans tussen werktijd, persoonlijke tijd en sociale tijd.
  4. Het laatste uitgangspunt is harmonie met de omgeving. Dit brengt ons in contact met het grootse plan van leven en tijd. Het Tao toont zich in de fysieke en spirituele wereld, in de keten van gebeurtenissen. Onze opdracht is die te herkennen.

De concrete lessen die ik voor mijn dagelijkse agendastress leer van het taoïsme zijn:
  1. Leun meer achterover en probeer het proces te doorgronden en te kijken of en zo ja, hoe ik moet ingrijpen.
  2. Probeer minder te forceren en sla geen dingen over in het proces van bijvoorbeeld projecten of beleidsontwikkeling.
  3. Laat meer ruimte voor intuïtie en gevoel naast rationaliteit.
  4. Neem meer persoonlijke en sociale tijd.

Het taoïsme is daarmee ook in deze tijd een inspiratiebron voor wie dat wil!

Bert van Ravenhorst, managementissues.com
|November 2012





zondag 17 februari 2013

Oost en West: een culturele Rorschach

Door: Edel Maex

Of ik iets kan schrijven over de aantrekkingskracht van het Oosten op ons westerlingen, zelfs op vrijzinnig humanisten? Met meteen een excuus voor de enorme generalisatie door te spreken over 'het Oosten'.

De generalisatie is symptomatisch op zich. Onze kennis van het Oosten is vaak gering. Hoe geringer hoe meer comfort. Je kunt het zo vaag houden dat je hetzelfde effect krijgt als bij het kijken naar de wolken. Je kunt er eender wat in zien. En wat je ziet zegt heel weinig over de wolken maar wel over je eigen geest.

Zo projecteren we in 'het Oosten' onze verlangens, ons gemis, alles wat we aanvoelen als een tekort in 'het Westen'. Een reis naar Azië kan dan heel ontnuchterend zijn, tenminste als je er in slaagt even van het platgetreden toeristische pad af te wijken.

Zelf ben ik het meest vertrouwd met het boeddhisme. Maar het boeddhisme zoals zich dat nu in het Westen aandient, staat behoorlijk ver af van wat je in Azië aantreft. Wat de meeste westerlingen bij voorbeeld niet beseffen is dat er nergens meer gemediteerd wordt dan in het Westen. Zelfs in Chinese of Japanse zenkloosters, toch de meditatietraditie bij uitstek zou je denken, is meditatie een marginaal gegeven en staat ritueel veel meer op de voorgrond.

Wat kunnen we leren uit deze culturele Rorschachtest? Ik zie twee tendensen. Één die ik bijzonder boeiend vind, één die mij grote zorgen baart.

De eerste tendens heeft te maken met het spanningsveld tussen religie en moderniteit. Voor Kant gaat de verlichting over de moed om zich van zijn eigen verstand te bedienen. Critici van de Islam verwijten haar van nooit de verlichting doorgemaakt te hebben. Dit is mijns inziens geen faire kritiek. Geen enkele religie heeft de verlichting doorgemaakt. De emancipatie van het denken heeft zich nog lang niet op religieus gebied doorgezet. Het middeleeuwse conflict tussen religie en wetenschap is nog altijd even actueel.

'Le cœur a ses raisons que la raison n'a pas.' Misschien heeft de rede zich een beetje geëmancipeerd, het hart zeker niet. We missen zelfs een geschikte woordenschat. Moeten we het hebben over niet-confessionele religie of humanistische spiritualiteit? In het Westen leeft in ieder geval een verlangen naar een religie, levensbeschouwing, spiritualiteit die compatibel is met de moderniteit, de verlichting, de emancipatie van het individu.

In het Oosten ontstond in de vorige eeuw een gelijkaardig verlangen. Door het contact met het Westen gingen oosterse intellectuelen op zoek naar emancipatie. Zij inspireerden zich op Heidegger, Schopenhauer, Nietzsche. Zij lazen William James over de psychologie van de religieuze ervaring. Binnen het boeddhisme ontstonden vernieuwingsbewegingen geïnspireerd op de westerse moderniteit.

Het zijn deze bewegingen die de overstap naar het Westen gemaakt hebben. Over de grens tussen oost en west heen reikten individuen op zoek naar een humanistische spiritualiteit, een religieus beleven ontdaan van dogma en bijgeloof, elkaar de hand. Scharff toont in zijn boeiend essay "Buddhist Modernism and the Rhetoric of Meditative Experience" aan hoe veel van wat wij typisch boeddhistisch noemen, herimport is van westerse ideeën.

Op zich is hier niets mis mee. Het is een positieve evolutie. Vanuit het Westen gezien opent het boeddhisme een perspectief op een (post)moderne religiositeit die humanistisch is, die de individuele ervaring en autonomie waardeert, die op geen enkele manier in strijd is met de rationaliteit en het wetenschappelijk denken.

Een tweede tendens die ik zie, baart mij grote zorgen. Het is een heel onrealistisch idealiseren van goeroes en verlichte meesters.

Als westerlingen gaan we gebukt onder een diep geworteld gevoel van tekort te schieten, van niet goed genoeg te zijn.

Daartegenover creëren we idolen, ideaalbeelden van mensen die de top wel bereikt hebben. We doen dat overigens niet enkel op spiritueel vlak. We verliezen daarbij ieder gevoel voor realisme. Deze idolen moeten dan ook echt perfect zijn. Als ze op een bepaald ogenblik toch al te menselijk blijken en van hun voetstuk vallen, zijn we genadeloos. Hun functie is het om aan onze fantasie te beantwoorden en ons tekortschieten goed te maken.

Met het boeddhisme is het ideaal van de verlichting meegekomen. Een ideaal dat overigens minder oosters is dan we denken en dat erg beïnvloed is door de opvattingen van William James over mystiek en de religieuze ervaring.

Ons verlangen naar de ideale meester creëert vacatures die blijkbaar snel ingevuld worden. Het is schokkend te zien hoe bereid we in het Westen zijn om te geloven in verlichte leraren. Alle rationaliteit, alle autonomie evaporeert oog in oog met iemand die zich als verlichte leraar presenteert. Kants verlichting kan niet verder weg zijn. Afhankelijkheidsrelaties inclusief alle daarbij horende misbruiken zijn dan ook legio.

Het boeddhisme brengt een grote rijkdom aan praktijken en filosofisch debat met zich mee. We hebben hier in het Westen nog maar net het tipje van de sluier opgelicht. Daarenboven is het voor ons, anders dan in het Oosten, niet belast met met een premodern verleden. Dat biedt enorme mogelijkheden. Maar we zien met het boeddhisme onvermijdelijk ook een premodern Azië meekomen.

De cruciale vraag is of het contact met het Oosten en in het bijzonder het boeddhisme ons verder de (post)moderniteit in brengt of of ons meteen via sterk hiërarchische en afhankelijke leerling- leraarrelaties meteen terug de middeleeuwen in katapulteert.

Het blijft een open vraag hoe wij hier in het Westen zullen mee omgaan. De keuzes liggen bij ons. De geschiedschrijvers van de komende generaties zullen ons antwoord formuleren.

Bron: Leven in de Maalstroom Blog




zondag 10 februari 2013

Tibetaans boeddhisme en de dalai lama

Het Tibetaans boeddhisme is de vorm van boeddhisme die aan het einde van de 7e eeuw in Tibet ontstond en zich daarna gaandeweg ontwikkelde. Het heeft zijn wortels vooral in India, met name in het Mahayana-boeddhisme en het Vajrayana. Daarnaast onderging het nog andere invloeden.

Het Tibetaans boeddhisme is de dominante religie in Tibet, in het noorden van Nepal, in Bhutan, in delen van het huidige India, in Mongolië en in delen van Rusland.

De dalai lama (de term betekent 'oceaan van wijsheid') is sinds 1578 de belangrijkste spiritueel leider in het Tibetaans boeddhisme. Vanaf de regering van de grote vijfde dalai lama, Ngawang Lobsang Gyatso, in 1642 tot aan de Tibetaanse diaspora in 1959 was de dalai lama ook de hoogste politieke leider van Tibet.

De huidige, veertiende dalai lama is Tenzin Gyatso; hij werd geboren in 1935. Hij kreeg in 1989 de Nobelprijs voor de Vrede vanwege zijn pogingen het land Tibet zonder geweld te bevrijden en zijn constructieve voorstellen voor de oplossing van internationale conflicten, de mensenrechtenvraagstukken en de milieuproblemen.

De dalai lama wordt door veel volgelingen van het Tibetaans boeddhisme gezien als hun spiritueel leider. Door Tibetanen en vele anderen over de hele wereld wordt het bewind van de Volksrepubliek China in Tibet niet erkend; zij beschouwen de dalai lama nog steeds als de politiek leider van het land. Na zijn vlucht uit Tibet leidde hij de Tibetaanse regering in ballingschap, tot hij in het kader van de politieke hervormingen in 1990 de macht overdroeg aan het Tibetaans parlement in ballingschap, dat rechtstreeks gekozen wordt.

Zijn gedachtegoed baseert Tenzin Gyatso op drie belangrijke thema's: universele verantwoordelijkheid (hij noemt dat ook wel seculiere ethiek), zijn bijdrage als boeddhistisch leraar waarmee hij ook het onderling respect van mensen van verschillende wereldreligies wil versterken en de Tibetaanse kwestie waarbij hij geweldloos streeft naar rechtvaardigheid.

Elke morgen staat hij om 3:30 uur op en mediteert hij de eerste vier uur van de dag. Hij doet dit op de grondlagen van compassie, en om na te gaan wat hij kan betekenen voor zijn volk, de Chinese broers en zussen en de rest van ons. Ook bereid hij zich tijdens deze meditatiesessies voor op de dood.

Universele verantwoordelijkheid
Een van de drie thema's noemt de dalai lama universele verantwoordelijkheid of seculiere ethiek. Hiertoe rekent hij voornamelijk: compassie, vergeving, tolerantie, tevredenheid en zelfdiscipline. Compassie is volgens hem meer dan de gebruikelijke genegenheid voor familie en vrienden. Het gaat bij hem ook om liefde voor je vijand. Compassie is voor hem de eigen wensen aan de kant schuiven en jezelf in dienst stellen van het algemeen belang. 

Hij gaat ervan uit dat alle mensen gelijk zijn en we allemaal geluk willen en niet willen lijden. Tenzin Gyatso vindt deze ethiek universeel en dat het streven naar een gelukkig leven een streven is van alle voelende en denkende wezens. Hiertoe rekent hij in het bijzonder de mensheid, ongeacht welk ras, nationaliteit, geslacht en religie of het al dan niet hebben van een religie. Men moet niet alleen het eigen geluk nastreven, maar moet ook rekening houden met de verlangens en gevoelens van andere mensen. 

Dit betrekt hij ook op landen en organisaties. Hij ziet hebzucht en egoïsme als oorzaken van oorlog en de grote mate van materialisme in het Westen als reden voor veel problemen in de wereld. Medeleven, begrip en het zoeken naar evenwicht ziet hij als manieren om oorlogen en problemen op te lossen. Hij heeft een duidelijke mening over wat goed en kwaad is, maar gelooft dat er vele verschillende paden zijn om tot het goede te komen.

"In de huidige, sterk onderling afhankelijke wereld, kunnen mensen en naties veel problemen niet langer zelf oplossen. We hebben elkaar nodig en moeten daarom een gevoel ontwikkelen van universele verantwoordelijkheid. Het is onze gezamenlijke en persoonlijke verantwoordelijkheid om de wereldfamilie te beschermen en te voeden, haar zwakkere leden te steunen en het milieu te onderhouden waarin we allen leven."   —  Tenzin Gyatso 

Zie ook de uitgebreide artikelen over Tibetaans Boeddhisme en de Dalai Lama op Wikipedia.





zondag 6 januari 2013

Wat is Tao?

Tao betekent letterlijk 'het pad' of 'de weg'. Het is een universeel principe dat alles omvat, van de creatie van het universum tot menselijke interactie. De Tao is zo buitengewoon, dat het niet door het rationeel menselijk denken kan worden begrepen. Om iets van de Tao te begrijpen, zul je verder moeten kijken dan de logica. Er moet gebruik gemaakt worden van intuïtie. Als we iets over Tao willen leren, is ons belangrijkste materiaal de Tao Te Ching, een werk gemaakt door Laozi, ook wel bekend als Lao Tzu, een wijsheer die duizenden jaren geleden leefde. 

Enkele van de dingen die Lao Tzu ons probeert te leren:
  • Geen geweld. Lao Tzu leert ons dat geweld en conflicten, hoe gecontroleerd dan ook, niets anders dan negatieve bijeffecten heeft. Het ideaal van de Taoist is het oplossen van problemen aan de hand van vredevolle oplossingen.
  • Inactie. Alleen dwazen verbruiken een enorm deel van hun energie met het doen van van alles, maar het bereiken van niets. En dit terwijl Taoistische wijzen bijna niets lijken te doen, maar heel veel bereiken. Dit lijkt op magie, maar is mogelijk en zelfs onvermijdbaar, zodra iemand een is met de Tao.
  • Geen intenties. Vaak doen we dingen die deugdelijk zijn omdat we hopen op erkenning. Dit is echter helemaal niet deugdelijk. Ware deugdelijkheid is een staat bereiken waarin dit soort handelingen op natuurlijke wijze worden uitgevoerd, zonder dat hier bewust bij word nagedacht.
  • Simpelheid. De ware basis voor onze realiteit en ons bestaan is elementaal en oningewikkeld. Mensen maken dingen vaak moeilijker dan ze hoeven te zijn. Als we leren om met simpelheid te leven kunnen we een onmetelijk soort tevredenheid ervaren die oneindig veel meer betekenisvol is dan de beloningen van de materiële wereld.
  • Wijsheid. Logica heeft een plaats binnen het menselijk gedachtegoed, maar het is niet alles. Er bestaat een limiet aan wat we kunnen begrijpen via de rationaliteit. Om dit limiet te overstijgen, moeten we onze intuïtie volledig in de strijd werpen. Dit zorgt voor inzichten in plaats van kennis, en het verschil tussen het lezen over de Tao, en het leven van de Tao.
  • Nederigheid. Des te meer te leert, des te meer je je realiseert dat er nog veel meer is om te leren. Dit zorgt ervoor dat je nederig wordt. Arrogantie en egoïsme komen voort uit onwetendheid - je weet weinig maar neemt aan dat je veel weet.
  • Tweevoudigheid. Lao Tzu liet ons zien dat alle kwaliteiten van de wereld alleen maar iets betekenen vanwege het bestaan van hun tegenovergestelde. Iets kan alleen maar groot zijn, als er iets kleins bestaat om het mee te vergelijken. Het 'goede' kan alleen maar bestaan zolang het 'slechte' ook bestaat. Het een kan niet zonder de ander.




donderdag 3 januari 2013

Begeerte, verlangen, gehechtheid en onthechting

Enkele vragen en antwoorden over begeerte en gehechtheid:

Wat is het verschil tussen gehecht zijn aan anderen en hen liefhebben?
Als we aan anderen gehecht zijn overschatten we hun goede eigenschappen, en we denken dus dat zij beter zijn dan ze werkelijk zijn. We geven om hen omdat ze ons behagen: ze geven ons cadeautjes, prijzen ons, helpen en steunen ons, etc. Wat we gewoonlijk liefde noemen is meestal vooral gehechtheid. Als we aan anderen gehecht zijn zien we hen niet zoals ze werkelijk zijn en daardoor verwachten we teveel van hen: ze moeten zus zijn, ze moeten zo doen, etc. Wanneer ze niet aan onze verwachtingen voldoen voelen we ons gekwetst, teleurgesteld en geven we hen de schuld.

Maar als we écht van andere mensen houden, dan geven we om hen en willen we dat ze gelukkig zijn, niet alleen omdat ze ons ego strelen en tegemoet komen aan onze verlangens, maar gewoon omdat ze bestaan en ook recht op geluk hebben. Echte liefde verwacht niets terug. We accepteren anderen om wie ze zijn en proberen toch hen te helpen, maar het maakt ons niet uit of we al dan niet voordeel hebben bij de relatie. Echte liefde is niet jaloers of bezitterig, maar eerder onpartijdig. Echte liefde wordt gedeeld met allevoelende wezens.

Is het mogelijk om bij onze vrienden en familie te blijven als we onthecht zijn?
Natuurlijk! Onthechting is niet hetzelfde als afwijzing. Als we onthecht zijn, hebben we geen irreële verwachtingen meer van anderen, noch klampen we ons vast aan hen of denken we dat we ons ellendig zullen voelen als zij niet bij ons zijn. Onthechting is een rustige, realistische, open en aanvaardende houding. Het is niet vijandig, paranoïde of asociaal. Onthechting betekent niet dat we onze vrienden en familie afwijzen of negeren: het betekent dat we op een of andere manier met hen omgaan, zonder overdreven verwachtingen. Als we niet gehecht zijn, zijn onze relaties met anderen harmonieus en in feite geven we meer om hen.

Zijn alle verlangens slecht?
Hoe zit het met het verlangen om het nirvana of de verlichting te bereiken?

Deze verwarring treedt op omdat we het woord "verlangen" in het Nederlandse gebruiken voor twee verschillende woorden in het Sanskriet of Pali. In werkelijkheid bestaan er meerdere soorten "verlangens".

Het verlangen dat problemen oplevert is het verlangen waarbij we de goede eigenschappen van iets, iemand of een idee overdrijven en ons daaraan vastklampen. Dit soort verlangen is een vorm van gehechtheid. Een voorbeeld daarvan is emotioneel afhankelijk zijn van iemand en ons aan die ander vastklampen. In werkelijkheid is die ander waarschijnlijk niet half zo fantastisch als onze gehechtheid hem doet vóórkomen.

Het verlangen dat ons aanspoort ons voor te bereiden op toekomstige levens of het bereiken van hetnirvana of de verlichting is echter volkomen anders. Hier zien we heel precies andere bestaansmogelijkheden en ontwikkelen we een realistisch streven om deze te bereiken. We hebben hier juist niet te maken met verkeerde interpretaties noch met een vastklampen aan een gewenst resultaat.

Kan men gehecht zijn aan het boeddhisme? 
Wat doen we wanneer iemand het geloof aanvalt en de Dharma bekritiseert?
Elke situatie moet apart bekeken worden. Als we bijvoorbeeld voelen: "Ze bekritiseren mijn geloof en denken dat ik dom ben om dit te geloven" betekent dit in het algemeen dat we overdreven vastklampen aan ons geloof. We denken: "Dit geloof is goed omdat het van mij is. Als iemand dat bekritiseert, bekritiseert hij mij." Dat is eenvoudig gehechtheid en weinig productief. Deze houding zouden we achter ons moeten laten, want we zijn niet wat we geloven. Dat anderen vraagtekens zetten bij ons geloof betekent niet dat wij dom zijn.

Het heeft voordelen om open te staan voor wat anderen zeggen. Laten we niet gehecht raken aan de naam en het etiket van onze religie. We zijn tenslotte op zoek naar waarheid en geluk, en niet alleen naar een verdediging van een religie omdat het toevallig de 'onze' is. Boeddha zelf heeft gezegd dat we zijn lessen moeten testen en er niet blindelings in moeten geloven.

Aan de andere kant betekent dit niet dat we het automatisch eens zijn met alles wat andere mensen zeggen; we laten ons geloof niet in de steek om dat van anderen blindelings over te nemen. Als iemand ons een vraag stelt die we niet kunnen beantwoorden, betekent dit niet dat Boeddha's onderricht fout is. Het geeft alleen maar aan dat wij het antwoord niet weten en dat we meer zouden moeten leren en nadenken. We kunnen dan met deze vragen naar geleerde boeddhisten stappen en goed nadenken over de antwoorden die zij geven. Als anderen vraagtekens zetten bij ons geloof, dan helpen ze ons om doordat ze ons laten zien wat we nog niet goed begrijpen. Hierdoor bestuderen we de Dharma beter en denken we dieper na over de betekenis ervan.

Bron: maitreya.nl




dinsdag 1 januari 2013

Tekens van Leven


Tao Te Tjing in Woord en Beeld

‘Tao Te Tjing’ is de titel van een bundel van 81 Chinese teksten. Deze zijn honderden jaren voor Christus opgeschreven. Vervolgens zijn ze eeuwen lang ontwikkeld en doorverteld.

De teksten gaan over het oerprincipe van het leven en over
het leven zelf. Ze zijn compact, raadselachtig, van alle tijden, poëtisch en filosofisch. Ze bevatten aanwijzingen over het leven in harmonie en vanuit verbondenheid met het oerprincipe Tao.


Op deze site staan de 81 Tao teksten in Nederlandse bewerkingen van Roeland Schweitzer met bijpassende foto's van George Burggraaff.